In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Onderdelen in deze les
Taalverzorging: spelling
Hoofdstuk 1 t/m 4
Slide 1 - Tekstslide
Hf. 1 Hoofdletters en leestekens
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Video
Slide 4 - Video
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Zijn de leestekens goed geplaatst in de volgende vragen?
Slide 11 - Tekstslide
‘Utrecht, mijn stadje,’ schreeuwde hij van de Domtoren.
A
juist
B
onjuist
Slide 12 - Quizvraag
Op de radiozender 3FM vroeg Niels aan zijn vriendin Danielle’: Wil je met me trouwen?
A
juist
B
onjuist
Slide 13 - Quizvraag
‘Ik gilde het uit van de pijn,’ vertelde de geblesseerde snowboardster.
A
juist
B
onjuist
Slide 14 - Quizvraag
‘Spaart u ook zegels vroeg de caissière bij het tankstation?’
A
juist
B
onjuist
Slide 15 - Quizvraag
Hf. 2 Aan elkaar of los
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Video
Hf. 2 Zinnen met meerdere persoonsvormen
Slide 18 - Tekstslide
Enkelvoudige en samengestelde zinnen
Een enkelvoudige zin is een zin met één persoonsvorm en één onderwerp; een samengestelde zin is een samenstelling van twee of meerdere zinnen. Een samengestelde zin heeft vaak twee of meerdere persoonsvormen en onderwerpen.
Slide 19 - Tekstslide
Voorbeeld van een enkelvoudige zin.
De docenten hebben een studiemiddag.
Deze zin heeft één persoonsvorm en één onderwerp.
Slide 20 - Tekstslide
Voorbeeld van een samengestelde zin
De docenten hebben een studiemiddag en ze zijn daarom laat thuis.
Deze zin heeft twee persoonsvormen en twee onderwerpen.
Slide 21 - Tekstslide
Hf. 3 Tussenletters
Als je twee of meerdere woorden aan elkaar plakt, dan noemen we dat een samenstelling.
Als je deze aan elkaar plakt, heb je soms een tussenletter nodig, zoals -en, -e of -s.
Slide 22 - Tekstslide
Als het meervoud van het eerste deel van de samenstelling eindigt op -en, dan gebruik je -en als tussenletter.
Slide 23 - Tekstslide
Voorbeeld:
paard + stal
wordt
paardenstal
Slide 24 - Tekstslide
Als het eerste deel van de samenstelling in het meervoud op zowel -en als -s kan eindigen, dan gebruik je als tussenletter een -e
Slide 25 - Tekstslide
Voorbeeld:
groente + soep
wordt
groentesoep
want
groenten/groentes
Slide 26 - Tekstslide
Als het eerste deel geen meervoud heeft op -en
Bijvoorbeeld:
rijst + vlaai
wordt
rijstevlaai
Slide 27 - Tekstslide
Het eerste deel versterkt het tweede deel van het woord
beer + sterk
wordt
beresterk
Slide 28 - Tekstslide
Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord
lach + bek
wordt
lachebek
Slide 29 - Tekstslide
Het eerste deel gaat over iets waarvan er maar één is:
maan + schijn
wordt
maneschijn
Slide 30 - Tekstslide
De tussenletter -s kun je meestal horen. Lukt dit niet? Vervang dan het tweede deel van de samenstelling.
Slide 31 - Tekstslide
Voorbeeld:
dorp + kern
wordt
dorpskern
station + straat
wordt
stationsstraat
Vervang tweede deel: stationshal, dan hoor je de tussen -s