Muller gaat eten bij een wegrestaurant. Neemt altijd de vaste hap. Dit keer is dat spaghetti. Hij zet zijn bord neer en is dromerig, verward. Ziet dan dat een zwarte man zijn bord leeg eet. Hij eet met hem mee van het bord. Drinkt koffie met hem. Kook ondertussen van binnen. Op het eind loopt de zwarte man weg en hij kijkt om zich heen om zijn koffertje te zoeken. Ziet vervolgens zijn bord spaghetti staan: hij had zich in de plek vergist en de zwarte man was juist heel aardig zijn eten met hem te delen, hij was de onbeschofte.