HA1: grammatica: meewerkend voorwerp

Grammatica
Meewerkend voorwerp
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
Middelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Grammatica
Meewerkend voorwerp

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je nog over het meewerkend voorwerp?

Slide 2 - Woordweb

Doel:

Je kent al het onderwerp, de persoonsvorm, het werkwoordelijk gezegde en het naamwoordelijk gezegde en het lijdend voorwerp.


Ik weet wat het meewerkend voorwerp is en kan deze in een zin aanwijzen.

Slide 3 - Tekstslide

Welke vraag stel je om meewerkend voorwerp te vinden?

Slide 4 - Open vraag

Jan gaf de toets aan de leraar.

Wat is 'Jan'?
A
meewerkend voorwerp
B
lijdend voorwerp
C
onderwerp
D
werkwoordelijk gezegde

Slide 5 - Quizvraag

Luuks moeder hangt de was aan de waslijn.
Wat is 'aan de waslijn?
A
'meewerkend voorwerp
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
ander zinsdeel dat antwoord geeft op Waaraan

Slide 6 - Quizvraag

Jan gaf de toets aan de leraar.

Wat is 'de toets'?
A
meewerkend voorwerp
B
lijdend voorwerp
C
onderwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 7 - Quizvraag

De vaccinaties worden eerst aan de ziekenhuizen gegeven.
Wat is 'aan de ziekenhuizen''?
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
ander zinsdeel dat antwoord geeft op Waaraan.

Slide 8 - Quizvraag

Herhaling:

gezegde: persoonsvorm en alle andere werkwoorden


onderwerp: wie / wat + gezegde


lijdend voorwerp: wie /wat  + gezegde + onderwerp

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Link

Wat is heel belangrijk
1   Meewerkend voorwerp geeft aan voor wie iets bestemd is (mens of dier)
2  Meewerkend voorwerp kan beginnen met AAN, maar als het er niet staat kun je het er in gedachten wel voor zetten.. Als het er staat kun je het ook weglaten.( Hij geeft mij het pakje. Hij geeft aan mij het pakje)
3 Meewerkend voorwerp kan ook met VOOR beginnen. Iemand doet iets voor iemand, (Ik schep de soep voor jou op.) Je kan VOOR niet weglaten
4 meewerkend voorwerp komt ook in een zin met naamwoordelijk gezegde voor. (Zulke schoenen zijn voor mij veel te duur.)

Slide 11 - Tekstslide

Is dit een meewerkend voorwerp?

Hij laat al zijn geld na [aan goede doelen].
A
Wel een meewerkend voorwerp
B
Geen meewerkend voorwerp

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp?

Sophie doet jou de groeten
A
Geen meewerkend voorwerp
B
jou
C
Sophie
D
de groeten

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp (MV) in de zin:

Het verlegen jongetje gaf ik een schouderklopje.

Slide 14 - Open vraag

Welk werkwoord heeft altijd een meewerkend voorwerp bij zich?
(dus bestaat de basiszin uit 4 delen)
A
beloven
B
aanhalen
C
malen
D
studeren

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp?
Ik heb in de kerstvakantie allemaal foto's aan de muur opgehangen.
A
ik
B
allemaal foto's
C
aan de muur
D
Er is geen meewerkend voorwerp.

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp?
De kleinkinderen willen hun grootouders graag wat extra's geven.
A
De kleinkinderen
B
wat extra's
C
hun grootouders
D
graag

Slide 17 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin:
De politieagent gaf de foutparkeerder een flinke boete.

Slide 18 - Open vraag