2V Toets 3.3. Lezen

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Theorievraag:
Wat wil de schrijver met de informatie van een argument bewijzen?

1. Dat hij objectief schrijft.
2. Dat hij gelijk heeft.
3. Dat iemand anders ongelijk heeft.
4. Dat hij zijn mening wil uiten.

Theorievraag:
Waaruit bestaat altijd de hoofdgedachte van een betogende tekst?

1. Een mening
2. Feitelijke informatie
3. Een mening gevolgd door een argument
4. Tegenargument met een weerlegging

Tekst 2:
Wat is het belangrijkste tekstdoel van 'Mag je nog wel een buitenbeentje zijn'?

1. informeren
2. overtuigen
3. activeren
4. amuseren

Tekst 2:
Wat is het onderwerp van deze tekst?

1. Een onderzoek van het CPB naar de effecten van persoonlijkheidskenmerken op loopbaan en levensloop.
2. Werken aan de persoonlijkheid als integraal onderdeel van het onderwijs op Nederlandse scholen
3. Een aanbeveling van het CPB om persoonlijke ontwikkeling op te nemen in het onderwijsprogramma.

Tekst 2:
Wat is de functie van de inleiding in alinea 1?

1. Het onderwerp van de tekst noemen.
2. Een centrale vraag stellen om later in de tekst te beantwoorden.
3. Een eigen mening geven.
4. Een samenvatting van de inhoud van de tekst geven.

Tekst 2:
Wat is de functie van de aanhalingstekens
in alinea 1?

Tekst 2:
Aan het eind van alinea 1 staat een signaalwoord met een tegenstellend verband. Noteer dit signaalwoord én
geef aan wat hier de tegenstelling is.

Tekst 2:
Welke leesstrategie heeft de schrijfster in tekst 2 gebruikt toen ze het onderzoeksverslag van het CPB las?

1. verkennend lezen
2. nauwkeurig lezen
3. zoekend lezen
4. kritisch lezen

Tekst 2:
In welke alinea van tekst 2 begint de schrijfster met haar argumentatie?

1. 2
2. 3
3. 4
4. 5

Tekst 2:
Hoe zijn de vragen in alinea 3 van tekst 2 bedoeld?

1. als inhoudelijke vragen
2. als open vragen
3. als retorische vragen
4. als kritische vragen

Tekst 2:
Wat is de kernzin van alinea 4 in tekst 2?

1. De eerste zin
2. De tweede zin
3. De derde zin
4. De vierde zin

Tekst 2:
Welk tekstverband geeft het signaalwoord 'Intussen', eind alinea 4 van tekst 2, aan?

1. opsommend
2. oorzaak en gevolg
3. tijdsvolgorde
4. vergelijkend

Tekst 2:
a. Noteer het signaalwoord van het tekstverband 'oorzaak en gevolg' dat je ziet in alinea 5.
b. Noem wat de oorzaak is, en wat het gevolg.

Tekst 2:
Wat betekent het woord ‘bestempeld’ in alinea 6? 'Let op: haal je antwoord uit alinea 5!!!

1. een quasi softe aanpak
2. dat je een of andere geestelijke kwaal hebt
3. dat er een etiket op je voorhoofd is geplakt.
4. je bent ongeschikt voor de arbeidsmarkt

Tekst 2:
Het verhaal over de dochter van de schrijfster in alinea 6 dient als voorbeeld.
Wat moet dit voorbeeld illustreren?

1. ‘Ik dacht dat Furedi flink overdreef met zijn huiveringwekkende verhaal, maar nu weet ik het niet meer zo zeker.’
2. ‘In elk geval ben ik zelf door ervaring gewaarschuwd: de leerkracht kan beter niet de psycholoog uithangen.’
3. ‘Dat onze dochter, onderschat en bestempeld, toch gekomen is waar ze wilde, komt door persoonlijkheidskenmerken als “koppig” en “wraakzuchtig”, die doorgaans niet als gewenst gelden.’
4. ‘Ze is in werkelijkheid ook helemaal niet koppig of wraakzuchtig, maar ze moest wel, om het ongelijk van haar beoordelaars te bewijzen. Had ze dat niet gedaan, dan was ze moedeloos geworden en gaan onderpresteren.’

Tekst 2:
Eind alinea 6 staat: 'Had ze dat niet gedaan, dan was ze moedeloos geworden en gaan onderpresteren'. Waarnaar verwijst 'dat'?

1. persoonlijksheidskenmerken als koppig en wraakzuchtig
2. Ze is in werkelijkheid ook helemaal niet koppig of wraakzuchtig
3. maar ze moest wel om het ongelijk van haar beoordelaars te bewijzen
4. dan was ze moedeloos geworden en gaan onderpresteren.

Tekst 2:
Wat is volgens de schrijfster de beste aanpak voor de ‘buitenbeentjes’ in het onderwijs?

1. geen speciale aanpak; leren zelf heeft namelijk al een vormende werking
2. onder leiding van deskundigen werken aan hun gevoel van eigenwaarde
3. onder leiding van deskundigen werken aan hun persoonlijke ontwikkeling
4. proberen hun doorzettingsvermogen en sociale handigheid bij te brengen

Tekst 2:
De slotalinea luidt: 'Goed onderwijs heeft geen nieuw onderdeel ‘persoonlijkheidsvorming’ nodig. Alsjeblieft niet.'
Wat is de functie van de slotalinea in tekst 2?

1. Een conclusie van een mening geven.
2. Een samenvatting van de tekst geven.
3. Een advies over het onderwerp geven.

Tekst 2:
Welke tekstopbouw zie je in tekst 2 terugkomen?

1. tweedeling
2. driedeling

Tekst 2:
Leg kort uit waarom je de titel 'Mag je nog wel een buitenbeentje zijn?' wel of niet vindt passen bij de tekst. Gebruik een argument.