Periode 3 - Imperativ
1 / 18
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Video
Schreibe alle Imperative
vom Video auf
vom Video auf
Slide 2 - Woordweb
lassen(=laten)
... mich in Ruhe, Peter!
... mich in Ruhe, Peter!
A
Lasst
B
Lasse
C
Lass
D
Lassen Sie
Slide 3 - Quizvraag
spielen (=spelen)
Georg und Michael, .... mit mir!
Georg und Michael, .... mit mir!
A
spielen
B
spiel
C
spiele
D
spielt
Slide 4 - Quizvraag
warten (=wachten)
Ilse und Erika, .... auf mich!
Ilse und Erika, .... auf mich!
A
warten
B
wart
C
warst
D
wartet
Slide 5 - Quizvraag
Gebied. wijs enkelvoud van "denken"
A
Denkt!
B
Denken Sie!
C
Denk!
D
Denkst!
Slide 6 - Quizvraag
Gebied. wijs enkelvoud van "sprechen"
A
Sprich!
B
Sprecht!
C
Sprech!
D
Spreche!
Slide 7 - Quizvraag
Gebied. wijs meervoud van "tragen"
A
Trägt!
B
Tragt!
C
Trage!
D
Tragen!
Slide 8 - Quizvraag
Gebied. wijs meervoud van "arbeiten"
A
Arbeit!
B
Arbeiten!
C
Arbeite!
D
Arbeitet!
Slide 9 - Quizvraag
Gebied. wijs beleefdheidsvorm
"sprechen"
"sprechen"
A
Spricht!
B
Sprechen Sie!
C
Spreche Sie!
D
Sprich Sie!
Slide 10 - Quizvraag
Gebied. wijs beleefdheidsvorm
"denken"
"denken"
A
Denken!
B
Denk Sie!
C
Denken Sie!
D
Denke Sie!
Slide 11 - Quizvraag
Gebied. wijs enkelvoud van "haben"
A
Habt es gut!
B
Hab es gut!
C
Haben Sie es gut!
Slide 12 - Quizvraag
Gebied. wijs meervoud van "sein"
A
Seien froh!
B
Sei froh!
C
Seid froh!
Slide 13 - Quizvraag
Gebied. wijs beleefdheidsvorm van "sein"
A
Seid froh!
B
Sei Sie froh!
C
Seien Sie froh!
Slide 14 - Quizvraag
Beleefdheid (kommen)...
komt u naar huis
komt u naar huis
A
Kommt nach Hause
B
Kommen Sie nach Hause
C
Kommt Sie nach Hause
D
Kommen Sie nach Hause
Slide 15 - Quizvraag
lassen (laten) ... mich in Ruhe, Peter
A
lasst
B
lasse
C
lass
D
lassen Sie
Slide 16 - Quizvraag
warten (-wachten) Ilse und Erika, ... aud mich!
A
warten
B
wart
C
wast
D
watet
Slide 17 - Quizvraag
Ich verstehe den Imperativ
😒🙁😐🙂😃
