Bezittelijk voornaamwoord Mavo 2 les 1

• Duits
• Middelbare school
• vmbo k, t
• Leerjaar 2

De bezittelijke voornaamwoorden

Leerdoel

Aan het einde van de les kun je het bezittelijk voornaamwoord in het Duits gebruiken.

Het bezittelijke voornaamwoord:

- Wat is een bezittelijk voornaamwoord?

Het bezittelijke voornaamwoord:

- geeft een bezit aan (mijn, jouw etc.)

- staat vóór een zelfstandig naamwoord

Voorbeelden bezittelijk voornaamwoord:

- Ik eet mijn banaan. / Ich esse meine Banane.

- Dat is jouw huis.     /  Das ist dein Haus.

- Waar is zijn fiets?   /  Wo ist sein Fahrrad?

ich	ik
du	jij
er	hij
sie	zij (ev)
wir	wij
ihr	jullie
sie	zij (mv)
Sie	U

mein(e)	mijn
dein(e)	jouw
sein(e)	zijn
ihr(e)	haar
unser(e )	ons/onze
eu(e)r(e)	jullie
ihr(e)	hun
Ihr(e)	Uw

Persoonlijke voornaamwoorden

Bezittelijke voornaamwoorden

mannelijk	vrouwelijk	onzijdig	meervoud
der Mann	di e Frau	das Kind	di e Autos
ein Mann	ein e Frau	ein Kind	kein e Autos
mein Mann	mein e Frau	mein Kind	mein e Autos

Het geslacht van de zelfstandige naamwoorden

Het lidwoord ein- en het woord kein- krijgen bij vrouwelijke woorden en in het meervoud een -e.  Dat geldt ook voor de bezittelijke  voornaamwoorden.

Trucje vrouwen willen altijd meer .......

mannelijk	vrouwelijk	onzijdig	meervoud
der Mann	di e Frau	das Kind	di e Autos
mein Mann	dein e Frau	dein Kind	dein e Autos

Voorbeelden:

- Mein___________ Bruder (m) hat Zahnschmerzen.

- Unser__________  Eltern (mv) sind sehr lieb.

- Euer____________ Lehrerin (v) hat Hunger.

- Ihr______________ Baby (o) schläft.

Bezittelijke voornaamwoorden

(Haus)aufgaben

M2L uitje mavo 2

Donderdag keuze doorgeven aan dhr van de Berg 

Aufgabe 11, Seite 101

Aufgabe 12/13, Seite 102

Leren bezittelijk voornaamwoorden, Seite 101

Ga online trainen Lektion 1 en 2

Laatste 10/15 minuten taaldorp oefenen

Was haben wir heute gelernt?

Nächste Stunde 

Schoolvakken in het Duits leren

Welke Duitse bezittelijk voornaamwoorden ken je?

De bezittelijk
voornaamwoorden

Wat is een bezittelijk voornaamwoord?
(in het Nederlands)

Welke DUITSE bezittelijke voornaamwoorden ken je?

Wanneer krijg je achter het bezittelijk voornaamwoord een extra E ?

1. mannelijk
2. vrouwelijk
3. onzijdig
4. meervoud

Wanneer krijgt het bezittelijk voornaamwoord een -e?

Vertaal:
geen

Vertaal:
een

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Wie heißt deine Oma?

1. Wie
2. heißt
3. deine
4. Oma

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Ihre Mutter heißt Agnes

1. Ihre
2. Mutter
3. heißt
4. Agnes

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Wie alt ist dein Opa?

1. Opa
2. dein
3. alt
4. Wie

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Mein Handy ist neu!

1. Handy
2. ist
3. Mein
4. neu

Ken je de bezittelijke voornaamwoorden in het Duits?

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: haar

1. unser
2. euer
3. ihr
4. sie

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: jouw

1. dein
2. sein
3. ihr

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: mijn

1. sein
2. ihr
3. mein
4. dein

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: uw

1. Ihr-
2. ihr-
3. dein
4. euer

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: jullie

1. Ihr-
2. ihr-
3. dein
4. euer/ eure

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: zijn

1. dein-
2. ihr-
3. sein-
4. unser-

Kies nu de juiste vorm....

M	V	O	MV
ein	eine	ein	keine

Sein.. Vater (m) ist krank

1. sein
2. seine

M	V	O	MV
ein	eine	ein	keine

Ihr.. Oma (v) hat Blumen gekauft

1. Ihr
2. Ihre

M	V	O	MV
ein	eine	ein	keine

Euer- Schule ist wegen Corona geschlossen.

1. Eure
2. Euere

Nu zonder tabel...

onze ... Lehrerin (v)

1. unser
2. unsere

mijn ... Bruder.

1. mein
2. meine

Iets moeilijker...

Was ist (jouw) Name (m)?

1. sein
2. mein
3. dein
4. Ihr

Das sind (onze) Eltern (mv).

1. meine
2. dein
3. ihr
4. unsere

(Jullie) Auto (o) ist sehr schön.

1. Unser
2. Eure
3. Unsere
4. Euer

(Onze) Lehrer (m) heißt Meier.

1. Ihr
2. Ihre
3. Unser
4. Euere

Maaike ist (haar) Freundin (v).

1. meine
2. ihr
3. ihre
4. euere

(Zijn) .... vader heeft een hele grote auto.

1. Ihr
2. Ihre
3. Sein
4. Seine

Das ist (mijn)…... Buch (o).

1. meine
2. meiner
3. meines
4. mein

Das ist ( uw) Fahrrad (o).

1. ihr
2. Ihre
3. ihre
4. Ihr

Lesdoel bereikt?
Je kunt het bezittelijk voornaamwoord gebruiken.

1. Ja, ik kan het!
2. Nee, ik snap het niet!
3. Nog een beetje leren... en dan komt het goed!
4. Ja, ik denk het wel!

Einde