In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
BS 8
Dominant en recessief
Slide 1 - Tekstslide
In welk onderdeel van een cel zitten de erfelijke eigenschappen?
A
in het celmembraan
B
in de celkern
C
in het cytoplasma
Slide 2 - Quizvraag
Wat betekent het genotype voor haarkleur?
A
De kleur van het haar bij een persoon.
B
De erfelijke informatie voor haarkleur op de chromosomen.
C
De kleur die een ouder doorgeeft aan een kind.
Slide 3 - Quizvraag
Wat ontstaat er bij transcriptie?
A
Eiwit
B
Aminozuur
C
DNA
D
mRNA
Slide 4 - Quizvraag
opdracht 7 + 8
BS 4 Transcriptie
Slide 5 - Tekstslide
BS 8
Dominant en recessief
Slide 6 - Tekstslide
Leerdoel
Je kunt uitleggen wat homozygoot, heterozygoot, dominant en recessief betekenen
Slide 7 - Tekstslide
Gen: de plek waar de erfelijke informatie van een bepaalde eigenschap ligt
Allel: de invulling van die erfelijke informatie
BV: Gen voor haarvorm, allel is steil of krullend
Slide 8 - Tekstslide
Allelenpaar
Slide 9 - Tekstslide
Homozygoot: gelijk allelenpaar
Heterozygoot: ongelijk allelenpaar
Slide 10 - Tekstslide
Welk allel is recessief?
A
Allel voor steil haar
B
allel voor krullend haar
Slide 11 - Quizvraag
De zwarte stier is heterozygoot
Slide 12 - Tekstslide
Welk allel is dominant?
A
Allel voor zwarte vachtkleur
B
Allel voor rode vachtkleur
Slide 13 - Quizvraag
Allelen geef je aan met letters
Gen: vachtkleur
Allel: zwart dominant --> A
Allel: rood recessief --> a
Dominant allel met een HOOFDLETTER
Recessief allel met een kleine letter
Slide 14 - Tekstslide
Genotype rode Stier: aa
Genotype zwarte stier: Aa
Slide 15 - Tekstslide
Wat is het genotype van dame 3, die heterozygoot is voor de haarvorm?
A
aa
B
AA
C
Aa
Slide 16 - Quizvraag
Als de beide chromosomen van een paar dezelfde informatie bezitten, dan is de persoon ................. voor het gen.
A
Homozygoot
B
Heterozygoot
C
Dominant
D
Recessief
Slide 17 - Quizvraag
Als de informatie van een chromosomenpaar verschillende informatie bevatten van een gen, dan is de persoon ................. voor het gen.
A
Homozygoot
B
Heterozygoot
C
Dominant
D
Recessief
Slide 18 - Quizvraag
Bij iemand die heterozygoot is voor een gen zie je in het uiterlijk maar één allel terug. Het allel dat je wel ziet noem je .......1....., het allel dat je niet ziet is ......2.......