leesvaardigheid na ch. 2 en voca

Leesvaardigheid
Wie?
Wat?
Waar?
Wanneer?
Waarom?
Hoe?
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Leesvaardigheid
Wie?
Wat?
Waar?
Wanneer?
Waarom?
Hoe?

Slide 1 - Tekstslide

Strategie
Plaatjes bekijken
Titel lezen
Tussenkopjes lezen
Betekenis woord raden (lijkt op Engels/Nederlands)
Betekenis woord raden n.a.v. de context
ELZA: eerste en laatste zin alinea lezen


Slide 2 - Tekstslide

Un sport pour sauver une vie
De volgende vragen gaan over de tekst "Un sport pour sauver une vie". 

Slide 3 - Tekstslide

Wie combineert 2 hobby's
A
Eva
B
Oreste
C
Léon

Slide 4 - Quizvraag

Wie trainen minimaal 5x per week?
A
Eva en Léon
B
Oreste en Léon
C
Oreste en Eva

Slide 5 - Quizvraag

Wie werkt niet elk weekend?

A
Oreste
B
Eva
C
Léon

Slide 6 - Quizvraag

Wie vertellen over hun eet- of drinkgewoonten?
A
Eva en Oreste
B
Léon en Eva
C
Oreste en Léon

Slide 7 - Quizvraag


Wie legt uit hoe je een goede strandwacht kan zijn?
A
Eva
B
Oreste
C
Léon

Slide 8 - Quizvraag

Vertaal in het Nederlands:
On mange peu de viande, mais beaucoup de poisson.

Slide 9 - Open vraag

l'eau =
A
de zee
B
het meer
C
water

Slide 10 - Quizvraag

le repas =
A
de maaltijd
B
het drankje
C
de boterham

Slide 11 - Quizvraag

boire =
A
eten
B
drinken
C
baden

Slide 12 - Quizvraag

Voyage avec papi et mamie
De volgende vragen gaan over de tekst "Voyage avec papi et mamie"

Slide 13 - Tekstslide

De opa en oma van Alex gaan altijd kamperen.
A
Vrai
B
Faux

Slide 14 - Quizvraag

De opa van Alex is erg van deze tijd
A
Vrai
B
Faux

Slide 15 - Quizvraag

De ouders van Emina hebben een hekel aan reizen
A
Vrai
B
Faux

Slide 16 - Quizvraag

Alex en Emina hebben allebei een actieve vakantie gehad
A
Vrai
B
Faux

Slide 17 - Quizvraag

Alex en Emina hebben allebei gekampeerd tijdens hun vakantie
A
Vrai
B
Faux

Slide 18 - Quizvraag

Vertaal in het Nederlands:
Pendant le voyage, on a été à un match de foot.

Slide 19 - Open vraag

chouette =
A
zeldzaam
B
vreemd
C
leuk

Slide 20 - Quizvraag

tout près =
A
dichtbij
B
ver weg
C
heel vaak

Slide 21 - Quizvraag

l'autographe =
A
de afbeelding
B
de handtekening
C
de bezitting

Slide 22 - Quizvraag

j'ai fait du vélo =
A
ik heb gewandeld
B
ik heb gefietst
C
ik heb gekampeerd

Slide 23 - Quizvraag

Leesvaardigheid
Wie?
Wat?
Waar?
Wanneer?
Waarom?
Hoe?

Slide 24 - Tekstslide

Strategie
Plaatjes bekijken
Titel lezen
Tussenkopjes lezen
Betekenis woord raden (lijkt op Engels/Nederlands)
Betekenis woord raden n.a.v. de context
ELZA: eerste en laatste zin alinea lezen


Slide 25 - Tekstslide

Strategie
Plaatjes bekijken
Titel lezen
Tussenkopjes lezen
Betekenis woord raden (lijkt op Engels/Nederlands)
Betekenis woord raden n.a.v. de context
ELZA: eerste en laatste zin alinea lezen


Slide 26 - Tekstslide