les woensdag H2c Unit 2

Read book
timer
10:00
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Read book
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Unit 2 
Preparing for the test

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Plan
Comparisons
Relative pronouns
Quantifiers
Study for test 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

comparisons

Slide 4 - Tekstslide

lln laten raden wat de comparisons zijn aan de hand van afbeelding.

daarna met enkele voorbeelden comparisons laten zien
                                                                                     -Y -ER -OW -LE

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

That group is _____ the other group.
A
the more serious
B
the most serious
C
more serious than
D
most serious than

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk rijtje klopt niet?
A
nice - nicer - nicest
B
happy - happier - happiest
C
bad - badder - baddest
D
beautiful - more beautiful - most beautiful

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

It is _____ to find good football players.
A
more difficult
B
difficulter
C
most difficult
D
difficultest

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Extra oefenen met 
de trappen van vergelijking?



Done?
Mk: Unit 2.5, 5 t/m 8
Lr: Studybox 2.5


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Relative pronouns
Relative pronoun verwijst naar:
Who
which
that
whose

persoon
dier, ding
ipv who/which; zonder komma
persoon, ding, dier: bezit



Na een komma gebruik je nooit 'that'

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

I have a friend, ... bag was stolen.
A
who
B
which
C
that
D
whose

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

This is my brother, ... shares a room with me.
A
who
B
which
C
that
D
whose

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

That's the coat ... I borrowed.
A
who
B
which
C
that
D
whose

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

The house, ... roof collapsed, is gone now.
A
who
B
which
C
that
D
whose

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is that the man ... gave you a compliment?
A
who
B
which
C
that
D
whose

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

What were the Relative pronouns?
A
Him, Her, They
B
That, Those
C
Who, Wich, That
D
His, Hers, Theirs

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose the correct relative pronoun:
That's the girl ______ bike was stolen
A
which
B
who
C
whom
D
whose

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which relative pronoun can't go between commas?
A
who
B
which
C
that
D
whose

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Samenvatting
'Much', 'many' & 'a lot of' betekenen allemaal 'veel'.
Enkelvoud / ontelbaar
Meervoud / telbaar
Bevestigende zinnen
We have a lot of money.
They have a lot of friends.
Ontkennende zinnen
We don't have much money.
They don't have many friends.
Vragende zinnen
Do we have much money?
Do they have many friends?

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

The President had ... power.
A
few
B
little

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

They have had ... homework in mathematics recently.
A
much
B
many

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

There are ... biscuits in the packet.
A
a few
B
a little

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

She has ... friends.
A
much
B
many
C
a lot of
D
lots of

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

We've got ... time before the plane leaves.
A
few
B
little

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

They have ... customers
A
much
B
many

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Now you can choose
  • Test yourself on All Right! online
  • Grammar worksheets on Teams
  • Study words and Expressions
  • Other way to study?

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies