11
1 / 37
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Link
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
2 redenen waarom jij de de nieuwe voorzitter van de sportclub moet worden!
Slide 10 - Open vraag
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Noteer welke woorden je niet kent...en zoek dit uit!
Slide 13 - Open vraag
Slide 14 - Tekstslide
1. Hoe kun je deze tekst het best omschrijven?
A
De tekst heeft vooral
een amuserend karakter.
B
De tekst heeft vooral een betogend karakter.
C
De tekst vooral een informatief karakter.
Slide 15 - Quizvraag
Slide 16 - Tekstslide
2. Welke van de onderstaande zinnen geeft het best de hoofdgedachte van de tekst weer?
A
Nederland is toonaangevend als het om de regulering van pesticiden gaat.
B
Pesticiden worden in Nederland met name toegepast bij intensieve teelten.
C
Watervervuiling door pesticiden zit in delen van Nederland nog boven de grens.
Slide 17 - Quizvraag
Slide 18 - Tekstslide
3. Welke functies heeft alinea 1?
A
Het introduceren van de probleemstelling en het geven van een voorbeeld.
B
Het verstrekken van een aanbeveling en het uitspreken van een verwachting.
C
Het verwoorden van de conclusie en het verstrekken van een aanbeveling.
Slide 19 - Quizvraag
Slide 20 - Tekstslide
4. In alinea 2 staat de term ‘selecte gebieden’
A
Natuurstroken
B
Probleemregio’s
C
Teeltvrije zones
Slide 21 - Quizvraag
Slide 22 - Tekstslide
5. In alinea 2 trekt hoogleraar Geert de Snoo de conclusie: ‘We zijn goed bezig in Nederland.”
Welke uitspraak is juist?
Welke uitspraak is juist?
A
Dit is een onterechte conclusie, omdat hij deze niet met argumenten onderbouwt.
B
Dit is een onterechte conclusie, omdat hij deze trekt op basis van een paar waarnemingen.
C
Dit is een terechte conclusie, omdat hij feitelijke informatie geeft.
D
Dit is een terechte conclusie, omdat hij met betrokkenheid over dit onderwerp spreekt.
Slide 23 - Quizvraag
Slide 24 - Tekstslide
6. Wat is het verband tussen alinea 6 en 7?
A
Alinea 6 geeft een oorzaak, alinea 7 een gevolg.
B
Alinea 7 geeft een tegenstelling bij alinea 6.
C
Alinea 7 is een uitbreiding van alinea 6.
Slide 25 - Quizvraag
Slide 26 - Tekstslide
7. In alinea 8 staat: “Die maatregel had volgens de onderzoeker een ‘enorm positieve impact’ op de waterkwaliteit.”
Wat is de bovenstaande uitspraak?
Wat is de bovenstaande uitspraak?
A
Een argument
B
Een conclusie
C
Een standpunt
Slide 27 - Quizvraag
Slide 28 - Tekstslide
8. In alinea 2 staat dat in bepaalde gebieden wat moet gebeuren. In welke alinea wordt omschreven wat daar moet gebeuren?
A
In alinea 8
B
In alinea 9
C
In alinea 10
Slide 29 - Quizvraag
Slide 30 - Tekstslide
9. De titel van deze tekst luidt: “De sloot kan best nog schoner”. Wat drukt de auteur met deze titel uit?
A
Ambitie
B
Hoop
C
Teleurstelling
Slide 31 - Quizvraag
Slide 32 - Tekstslide
10. Hoe zou je de houding van de onderzoekers het best kunnen omschrijven?
A
Als afstandelijk en nuchter
B
Als objectief en kritisch
C
Als sceptisch en vooringenomen
Slide 33 - Quizvraag
Slide 34 - Tekstslide
Slide 35 - Tekstslide
Had je vraag 11 volledig goed?
ja
nee
