In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Herhalen 6.1 t/m 6.3
Slide 1 - Tekstslide
6.1 Scheiding in de industrie
Slide 2 - Tekstslide
Kies de juiste scheidingsmethode: De component met de grootste dichtheid zakt naar beneden
A
destilleren
B
bezinken
C
extraheren
D
filtreren
Slide 3 - Quizvraag
Kies de juiste scheidingsmethode: De component met het laagste kookpunt verdampt
A
filtreren
B
destilleren
C
extraheren
D
bezinken
Slide 4 - Quizvraag
Norit is een medicijn dat je kunt gebruiken als je last hebt van diarree. De werkzame stof is geactiveerde kool, deze kan schadelijke of ongewenste stoffen binden. Van welke scheidingsmethode is hier sprake?
A
chromatografie
B
extraheren
C
destilleren
D
adsorberen
Slide 5 - Quizvraag
Kies de juiste scheidingsmethode: Een component van het mengsel lost wel op in de vloeistof de andere niet.
A
filtreren
B
destilleren
C
extraheren
D
bezinken
Slide 6 - Quizvraag
Combineer de naam van het mengsel met de omschrijving van het mengsel. Het gaat in alle gevallen om een troebel mengsel. Gas in een vloeistof
A
nevel
B
emulsie
C
schuim
D
rook
Slide 7 - Quizvraag
Combineer de naam van het mengsel met de omschrijving van het mengsel. Het gaat in alle gevallen om een troebel mengsel. Vaste stof in een gas
A
nevel
B
emulsie
C
schuim
D
rook
Slide 8 - Quizvraag
Combineer de naam van het mengsel met de omschrijving van het mengsel. Het gaat in alle gevallen om een troebel mengsel. Vloeistof in een vloeistof
A
nevel
B
emulsie
C
schuim
D
rook
Slide 9 - Quizvraag
Welk soort mengsel ontstaat er? slaolie en water
A
oplossing
B
emulsie
C
suspensie
Slide 10 - Quizvraag
Welk soort mengsel ontstaat er? azijn en water
A
oplossing
B
emulsie
C
suspensie
Slide 11 - Quizvraag
Welk soort mengsel ontstaat er? krijt en water
A
oplossing
B
emulsie
C
suspensie
Slide 12 - Quizvraag
Je kiest ervoor om een andere loopvloeistof te kiezen. Dan zie je dat groen bestaat uit 2 kleuren, blauw en geel. De blauwe stip komt hoger op het papier dan de gele. Maak de zin compleet: Dit komt omdat de blauwe kleurstof .... oplost in de loopvloeistof dan de gele. De Rf waarde van de blauwe kleurstof is dan ... dan de Rf waarde van de gele kleurstof
A
beter, groter
B
slechter, groter
C
beter, kleiner
D
slechter, kleiner
Slide 13 - Quizvraag
Adsorptie berust op verschil in:
A
oplosbaarheid
B
dichtheid
C
aanhechting
D
kookpunt
Slide 14 - Quizvraag
Je gaat papierchromatografie doen. Maar in het chromatogram blijven de verschillende kleuren te dicht bij elkaar zitten. Wat helpt niet om een betere scheiding te krijgen?
A
een andere loopvloeistof kiezen
B
ander papier gebruiken
C
meer stift op de startlijn zetten
D
een langer stuk papier gebruiken
Slide 15 - Quizvraag
Maaike en Ellen voeren een discussie over papierchromatografie. Maaike zegt dat hoe lager de Rf-waarde van een stof is, hoe slechter de stof hecht aan het papier en hoe beter de stof oplost in de loopvloeistof. Ellen beweert juist het omgekeerde. wie van de twee gelijk heeft.
A
Maaike
B
Ellen
C
geen van beiden
D
allebei
Slide 16 - Quizvraag
6.2 Syntheseroutes
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Open vraag
Welk proces vind er in blok 1 plaats? ontleden, scheiden, verbranden, titreren
Slide 19 - Open vraag
6.3 oplosmiddelen
Slide 20 - Tekstslide
Je meet de pH van een oplossing, vervolgens voeg je water toe aan deze oplossing en meet de pH opnieuw. De pH blijkt lager te worden. Wat kun je zeggen over de pH van de oorspronkelijke oplossing
A
de pH was lager dan 7
B
de pH was hoger dan 7
C
de pH was gelijk aan 7
D
weet ik niet
Slide 21 - Quizvraag
Regenwater is van nature al enigszins zuur. Is de pH van het regenwater:
A
groter dan 7
B
gelijk aan 7
C
kleiner dan 7
Slide 22 - Quizvraag
Bij een synthese reageert 1 molecuul butaan-1-ol(C4H10O) , met 1 molecuul azijnzuur (C2H4O2) tot een geurstof. Hierbij ontstaat 1 molecuul water als bijproduct. Geef de reactievergelijking en wat is de molecuulformule van de geurstof?
Slide 23 - Open vraag
Geef de rvg van de verbranding van
C15H32
Slide 24 - Open vraag
In de spaceshuttle wordt koolstofdioxide via drie reactoren omgezet tot onder andere zuurstof. Het koolstofdioxide uit de leefruimte wordt in reactor I met waterstof gemengd en verhit. Hierbij ontstaan twee reactieproducten. In reactor II wordt CH4 door verhitting ontleed tot twee stoffen, die zijn aangegeven met de letters Y en Z. In reactor III wordt water omgezet tot H2 en O2. Het H2 wordt hergebruikt in reactor I. Het O2 wordt in de leefruimte hergebruikt. Welk soort ontleding vindt plaats in reactor II