les2

Pak je boek, je schrift, je rekenmachine en een pen/potlood
kauwgom in de prullenbak

mobiel in de telefoontas
ik loop langs en controleer het gemaakte huiswerk
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Pak je boek, je schrift, je rekenmachine en een pen/potlood
kauwgom in de prullenbak

mobiel in de telefoontas
ik loop langs en controleer het gemaakte huiswerk

Slide 1 - Tekstslide

  • je gaat  6 minuten in sti
Deze les?
  • we blikken terug op de vorige les
  • we kijken het huiswerk na
  • uitleg paragraaf §3.2
  • aan het huiswerk
Vragen (aan mij) mogen altijd gesteld worden

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen §3.1
  • Ik weet directe ruil is
  • Ik weet wat indirecte ruil is
  • Ik ken de drie geldfuncties
  • Ik weet wat chartaal geld is
  • Ik weet wat giraal geld is
  • Ik weet wat rekening courant is
  • Ik ken drie vormen van elektronisch betalen
  • Ik weet wat een debetsaldo is
  • Ik weet wat een creditsaldo is
  • Ik kan een nieuw banksaldo uitrekenen
LEER              EN

Slide 3 - Tekstslide

1
Eigen antwoord hoe jij je aankopen betaalt.
Contant? Pinnen? Online via iDeal? Creditcard?

2
Je vader helpt: directe ruil
Bilal krijgt betaalt: indirecte ruil
Betaling met bitcoins: directe ruil

Slide 4 - Tekstslide

3a
Wat als je maar een klein beetje graan wilt ruilen?
Wat doet de ander dan met de rest van het zwijn...
Of niemand wil tegen zwijn ruilen...
3b
Als de prijzen constant stijgen willen de mensen het liefste weer gebruik maken van directe ruil, dus goederen voor goederen. 
Morgen kun je immers minder met je geld kopen als vandaag....

Slide 5 - Tekstslide

4
Zilvervloot sparen: spaarfunctie
Restaurant: ruilfunctie
Korting: rekenfunctie

5
Eigen antwoord. Verdien jij geld?
Is dit meer of minder als een leeftijdsgenoot?
Als je het vergelijkt gaat het over de rekenfunctie!

Slide 6 - Tekstslide

Als je je verjaardagsgeld stort:
Je chartale geld neemt af en 
je girale geld neemt toe.

Slide 7 - Tekstslide

7
Reden die een winkelier kan hebben:
  • lastig om wisselgeld te hebben
  • bang voor overval
  • in verband met hygiëne geen contant geld
  • minder tijd kwijt met tellen
  • hoge kosten bij bank voor storten en halen

Slide 8 - Tekstslide

8a
Min 10.000 dus 361.870 betaalautomaten.
8b
(371870-361870)/361870 x100 = 2,8%

9  
Betalen met iDeal kan via je bank-app of internetbankieren

Slide 9 - Tekstslide

10a
Voordeel: geen pincode onthouden, geen pas mee, gaat sneller.
Nadeel: je geeft misschien ongemerkt teveel geld uit, een ander kan jouw pasje misbruiken, pincode?
10b
Als je geen goed zicht hebt op je banksaldo 
dan kun je beter contant geld gebruiken.
Met een vast bedrag in je portemonnee zie
je hoe snel het opgaat.

Slide 10 - Tekstslide

11a
iDeal         42.920.000.000/524.000.000 =  € 81,91
Creditcard 7.050.000.000/95.000.000     =  € 74,21 
Afterpay    450.000.000/6.250.000         =  € 72,-      
11b
De afrekening is aan het einde van de maand (dan heb je wellicht weer loon ontvangen) en anders moet je het in termijn terugbetalen (betaal je wel extra rente). 
De creditmaatschappij schiet het bedrag dus voor.

Slide 11 - Tekstslide

12
Creditsaldo: tegoed, plussaldo, positief saldo
Debetsaldo: rood staan, negatief saldo, in de min, tekort
13
Het tegoed was 124,50
Daar gaat vanaf 10+476+62
En daar komt bij 34,75
Het nieuwe saldo is € 388,75 dit is een negatief saldo (debetsaldo).

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

§3.2 Waarvoor zou je sparen?

Spaarmotieven:
  • doel                               iets duurs willen kopen


  • voorzorg                        geld achter de hand


  • voor de rente                 extra inkomsten

Slide 14 - Tekstslide

Rente 
Enkelvoudige rente
Bij enkelvoudige rente
krijg je altijd rente over
hetzelfde vaste bedrag
van je spaarrekening.

Slide 15 - Tekstslide

Spaarsaldo na n jaar = (1+p)n x beginsaldo
enkelvoudige rente              samengestelde rente

Slide 16 - Tekstslide

enkelvoudige rente              samengestelde rente
Spaarsaldo na n jaar = (1+p)n x beginsaldo

Slide 17 - Tekstslide

Spaarrekening
Spaardeposito
Vaste rente
Variabele rente
Rente over rente
Geld staat vast
Enkelvoudige rente
Samengestelde rente

Slide 18 - Sleepvraag

Zijn de volgende beweringen juist of onjuist?
Juist
Onjuist
Inflatie is aantrekkelijk voor spaarders
Met enkelvoudige verdien ik over de loop van de jaren meer.
Samengestelde rente krijg ik nooit op een internetspaarrekening

Slide 19 - Sleepvraag

Maak in stilte
EN zelfstandig
de opdrachten 2 t/m 13 
van pagina 74 t/m 77

 Ben je klaar: 
neem alvast de theorie door van §3.3


timer
8:00

Slide 20 - Tekstslide

1
Eigen antwoord waar jij spaart. 
Bijvoorbeeld bij de ABN, ASN, ING, Rabo, Regio, SNS, Triodos. Rente kun je vinden op internet of in je bank-app. Waarom je spaart: eigen antwoord.

2
De persoon spaart in ieder geval niet 
voor de rente! Thuis in je spaarpot
ontvang je die niet. 

Slide 21 - Tekstslide

3a  Een buffer hebben = iets achter de hand willen hebben, dus sparen uit voorzorg.
3b  Een gezin met kinderen heeft meer kosten, er moet vaker iets vervangen worden. Vandaar een grotere buffer.
3c  Onvoldoende spaargeld 40% = 3,2 miljoen
Voldoende spaargeld 60% = 
3,2/40 x 60 = 4,8 miljoen huishoudens.

Slide 22 - Tekstslide

4  Met een lage rente of geen rente zetten mensen toch hun geld op de bank: 
  • veiliger als thuis (brand of diefstal)
  • verleiding om het uit te geven is kleiner
  • lage rente levert wel iets op, thuis niets
5  alleen de laatste is juist.
Vaste rente verandert niet; dus geen bericht van de bank hierover.
Bij spaardeposito krijg je vaste rente; als de rente stijgt kun je beter nog even wachten met vastzetten.

Slide 23 - Tekstslide

6a
Minder bekende geven hogere rente om meer klanten te lokken/krijgen
6b 
Lease plan bank: 0,25% rente na 5 jaar is
(7500 x 0,25 x 5) / 100 = € 93,75
Spaardeposito: 1,05% bij 5 jaar is
(7500 x 1,05 x 5)/100 = € 393,75
Het verschil is dus 393,75-93,75 =€ 300,-
Dit is per jaar 300/5 = € 60,- 
of
verschil in rente is 0,8% 7500x0,8 /100 = ook het juiste antwoord

Slide 24 - Tekstslide

7
Spaarbedrag
Rente %
Rente na 1 jaar
Rente na 
€ 950,-
0,6
€ 5,70
4 jaar
€ 22,80
€ 2.200,-
1,1
€ 24,20
1 maand
€ 2,02
€ 6.880,-
0,25
€ 17,20
7 maanden
10,03
(950x0,6)/100
(2200x1,1)/100
(6880x0,25)/100
(950x0,6x4)/100
(2200x1,1)/1200
(6880x0,25x7)/1200

Slide 25 - Tekstslide

8a
Het rentebedrag over het derder jaar is (1476,25x0,9)/100 = € 13,29
8b
Spaartegoed na 3 jaar is 1476,25+13,29 = € 1.489,51

9  Na drie jaar staat op de rekening:(1,007)3x15800 = € 16.134,12
(15800x0,7)/100 = € 110,60 (rente 1e jaar)
15800+110,60 = € 15.910,60 (saldo na 1 jaar)
(15910,6x0,7)/100 = € 111,37 (rente 2e jaar)
15910,6+111,37 = € 16.021,97 (saldo na 2 jaar)
(16021,97x0,7)/100 = € 112,15 (rente 3e jaar)
16021,97+112,15 = € 16.134,12 (saldo na 3 jaar)
15800 x 1,007 x 1,007 x 1,007 =  € 16.134,12

Slide 26 - Tekstslide

10a
1200 x 1,005 x 1,005 =  € 1.206,- (saldo na 2 jaar)

of met de formule
(1,05)2 x 1200

Slide 27 - Tekstslide

11a
Spaartegoed na 3 jaar: 8120 x 1,004 x 1,004 x 1,004 = € 8.217,83
of (1,004)3 x 8217,83      
11b
Totaal aan rente ontvangen: 8217,83-8120 = € 97,83
12
Rente = 0,5% en de inflatie is 0,3%, per saldo:
De koopkracht van de spaargeld neemt toe met 0,2%

Slide 28 - Tekstslide

13a
Koopkracht van je spaargeld neemt af als de inflatie hoger is als de rente: jaar 2013, 2017, 2018 en 2019.
13b
Koopkracht stijgt als de rente hoger is als de inflatie.
De koopkracht steeg het meest in 2015

Slide 29 - Tekstslide

LEER              EN

                     §3.2

Slide 30 - Tekstslide

Leerdoelen §3.2
  • Ik weet sparen is
  • Ik ken de drie spaarfuncties
  • Ik weet wat variabele rente is
  • Ik weet wat vaste rente is
  • Ik weet wat een spaardeposito is
  • Ik kan rekenen met enkelvoudige rente
  • Ik kan rekenen met samengestelde rente
  • Ik weet wanneer de koopkracht stijgt als de rente en inflatie gegeven zijn
LEER              EN

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide