H4 Lezen 2.0

Foutje bij het nakijken
Bij het nakijken van spelling hoofdstuk 3 stond bij opdracht 8 zin 7: douchet.
Dit moet natuurlijk zijn: doucht
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Foutje bij het nakijken
Bij het nakijken van spelling hoofdstuk 3 stond bij opdracht 8 zin 7: douchet.
Dit moet natuurlijk zijn: doucht

Slide 1 - Tekstslide

Huiswerk controleren
timer
1:30

Slide 2 - Open vraag

Een betoog heeft als tekstdoel:
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 3 - Quizvraag

Overtuigen
De schrijver van de tekst wil de lezer overtuigen van zijn standpunt. 

Slide 4 - Tekstslide

Een onderschikkende argumentatie bestaat altijd maar uit één argument bij het standpunt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Tekstslide

Utrecht is een prettige stad om te wonen. Er wonen in Utrecht veel jonge gezellige mensen.
A
feitelijk argument
B
niet-feitelijk argument

Slide 7 - Quizvraag

Feitelijk of niet-feitelijk?
Niet-feitelijk, omdat 'gezellige mensen' een mening is. De definitie van gezellig is voor iedereen anders. 

Slide 8 - Tekstslide

tegenargument en weerlegging
tegenargument = ontkrachten van het standpunt 
weerlegging = ontkrachten van een argument

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Wat is de stelling (mening)?
A
Daar doen wij niet aan mee.
B
Ben je gek?
C
Ik vind Valentijn echt belachelijk.
D
Het is gewoon een excuus om rozen en chocolade te verkopen.

Slide 11 - Quizvraag

Welk argument wordt er voor de stelling gegeven?
A
Ben je gek?
B
Ik vind Valentijn echt belachelijk.
C
Het is gewoon een excuus om rozen en chocolade te verkopen.
D
Je hoeft niet altijd iets te kopen om Valentijn te vieren...

Slide 12 - Quizvraag

Welk tegenargument wordt er gegeven?
A
Ik vind Valentijn echt belachelijk.
B
Je hoeft niet altijd iets te kopen om Valentijn te vieren...
C
Het is gewoon een excuus om rozen en chocolade te verkopen.
D
Daar doen wij niet aan mee.

Slide 13 - Quizvraag

Als je een tegenargument weerlegt, dan ontkracht je het gegeven tegenargument en zeg je dus dat het tegenargument niet klopt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Is B een weerlegging of tegenargument?
A. Roken bekort het leven met acht jaar. Roken moet helemaal verboden worden.
B. Mensen moeten zelf weten of ze roken of niet.
A
Weerlegging
B
Tegenargument

Slide 15 - Quizvraag

Is B een weerlegging of tegenargument?
A. Volgens mij kun je beter blijven zitten, want dan slaag je over twee jaar met hogere cijfers.
B. Maar dat kost me wel een heel jaar.

A
Weerlegging
B
Tegenargument

Slide 16 - Quizvraag

Ik weet verschil tussen een tegenargument en een weerlegging
A
Ja
B
Nee

Slide 17 - Quizvraag

Ik herken tegenargumenten en weerleggingen in een tekst
A
Ja
B
Nee

Slide 18 - Quizvraag

Huiswerk
Voor woensdag 3-2
Opdracht 3 
blz. 141-143

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht 2
1 verplichte afname van DNA (voor alle Nederlanders)
2 aanzwengelen (al. 1) – op gang brengen
 oneigenlijk (al. 2) – niet volgens de regels of de bedoeling; niet passend
 al naargelang (al. 2) – afhankelijk van
 verzanden (al. 4) – vastlopen; doodlopen
 overgaan tot de orde van de dag (al. 4) – beginnen met de dagelijkse/gebruikelijke dingen
 pro (al. 5) – voor
 preventief (al. 5) – dienend om iets schadelijks te voorkomen
 snood (al. 5) – slecht; misdadig
 delict (al. 5) – misdrijf
 te berde brengen (al. 6) – ter sprake brengen
 weerhouden (al. 6) – tegenhouden bij wat iemand wil gaan doen; van zijn plannen afbrengen
3 Een aantal misdaden zou veel eerder opgelost kunnen worden.
4 Het is een te groot ingrijpen in ons persoonlijk leven.
5 Er wordt al heel erg in ons persoonlijk leven ingegrepen.

Slide 20 - Tekstslide

6 de belastingdienst – Die kent ons hele financiële hebben en houden tot op de cent.
7 (1) Je geldzaken moeten bij de overheid bekend zijn; anders kunnen we de belastingen, en daarmee onze regering, wel afschaffen.
(2) Geld is geen wezenlijk bestanddeel van jezelf. 
8 Een ziekenhuis beschikt ook al over een zee van gegevens van iedereen die er wel eens een voet heeft gezet.
9 Ziekenhuizen zijn officieel geen overheidsinstellingen. 
10 Uit DNA zijn bepaalde raskenmerken af te leiden en daarvan kan misbruik worden gemaakt. 
zich daardoor niet laten afschrikken.

Slide 21 - Tekstslide

11 Daar heeft hij gelijk in.
12 Van een DNA-bank gaat een preventieve werking uit. // Door een DNA-bank zullen misdadigers worden afgeschrikt.
13 Krankzinnigen / Mensen die niet goed nadenken, zullen zich daardoor niet laten afschrikken.
14 ‘Maar niet iedere geweldpleger is krankzinnig, lijkt me.’
15 In landen met de doodstraf hebben moordenaars zich daar ook nooit door laten afschrikken. 
16 Als je DNA bekend is, ga je er minder makkelijk van uit dat je niet betrapt wordt.
17 Als de dader in Friesland inderdaad was thuisgebleven uit angst door DNA-sporen betrapt te worden, rechtvaardigt dat het instellen van een DNA-bank / is het goed dat iedereen verplicht zijn DNA afstaat.

Slide 22 - Tekstslide