Tekstverbanden en signaalwoorden
- Opsommend verband:
en, ook, ten eerste, ten tweede, verder ...- Tegenstellend verband: maar, daarentegen, toch, echter, terwijl ...
- Chronologisch verband (tijd): nu, vroeger, toen, morgen, vorige week ...
- Oorzaak-gevolgverband: daardoor, zodat, want, omdat, daarom ...
- Doel-middelverband: om ... te, waarmee, door middel van, door ...
- Toelichtend verband (voorbeeld): zoals, neem nou, denk aan, bijvoorbeeld ...
- Verduidelijkend verband: dit betekent, dit houdt in, dat wil zeggen ...
- Concluderend verband: al met al, kortom, concluderend, dus ...
- Voorwaardelijk verband: als, wanneer, tenzij, mits, indien