9-10-20

The goals of this lesson
  1. Je weet wat de persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden in het Engels zijn.
  2. Je kunt de voornaamwoorden gebruiken en toepassen in zinnen.
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

The goals of this lesson
  1. Je weet wat de persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden in het Engels zijn.
  2. Je kunt de voornaamwoorden gebruiken en toepassen in zinnen.

Slide 1 - Tekstslide


Personal Pronouns

Persoonlijke Voornaamwoorden

Slide 2 - Tekstslide

Which personal pronouns do you know?

Slide 3 - Woordweb

Persoonlijke voornaamwoorden

Slide 4 - Tekstslide

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
my friends and I
A
I
B
they
C
we
D
you

Slide 5 - Quizvraag

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
Susan
A
he
B
we
C
you
D
she

Slide 6 - Quizvraag

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
dog
A
he
B
it
C
you
D
I

Slide 7 - Quizvraag

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
my teachers
A
you
B
we
C
I
D
they

Slide 8 - Quizvraag


Possessive Pronouns
Bezittelijke Voornaamwoorden

Slide 9 - Tekstslide

Which possessive pronouns do you know?

Slide 10 - Woordweb

Possessive pronouns
(bezittelijke voornaamwoorden)

Slide 11 - Tekstslide

Zijn naam is Tim

Slide 12 - Open vraag

Mijn boek

Slide 13 - Open vraag

Susan and Mike are twins.
____ birthday is in May
A
they
B
their
C
her
D
his

Slide 14 - Quizvraag

The cat has a collar.
____ collar is the colour red.
A
her
B
his
C
its
D
our

Slide 15 - Quizvraag

We are called Smith.
____ last name is Smith.
A
we
B
us
C
your
D
our

Slide 16 - Quizvraag

She has a book.
It is ___ book.
A
her
B
his
C
she
D
its

Slide 17 - Quizvraag