fast S1.2-1.4

Welcome to class.
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Welcome to class.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

The word of the day:



Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weektaak
Weektaak
S1.2 mk opd 2 t/m 9, 11
S1.3 mk opd 3 t/m 6       
Leren: p. 44 t/m 46

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

PERSONAL PRONOUNS

Persoonlijke voornaamwoorden zeggen iets over de persoon die iets doet.

She is very sweet.
They are always late.
Why do you like him?

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een voorbeeld van een persoonlijk voornaamwoord is:
A
hij
B
waar
C
huis
D
Susan

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
Susan
A
he
B
we
C
you
D
she

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
dog
A
he
B
it
C
you
D
I

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
my friends and I
A
I
B
they
C
we
D
you

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
my teachers
A
you
B
we
C
I
D
they

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Possessive

PRONOUNS


Bezittelijke voornaamwoorden geven aan dat iets (ding of dier) het bezit is van een persoon.

She is very sweet. I like her dress.
They are always late. I hate their work.
Why do you like him? I like his smile.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Possessive pronouns

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Possessive Pronouns
My birthday
His birthday is after mine.
Your dog
Is that dog yours?
His CDs
Those CDs are his.
Her money
The money is all hers.
Its legs
Difference between its and it's
Our laptop
You can borrow ours.
Their friends
They introduced some friends of theirs.

Slide 13 - Tekstslide

We use the first row with possessive pronouns at the beginning of a noun phrase.
We use the second row without a noun following:
That is my coat. (coat is a noun)
That coat is mine. (no noun following)
The meaning is similar, but the words that follow (or don't) are different
Uitleg ...
  • my           mijn
  • your         jouw / uw
  • his           zijn
  • her           haar
  • its            zijn / haar
  • our           ons / onze
  • your         jullie / uw
  • their         hun

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

She has a book.
It is ___ book.
A
her
B
his
C
she
D
its

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

We are called Smith.
____ last name is Smith.
A
we
B
us
C
your
D
our

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

The cat has a collar.
____ collar is the colour red.
A
her
B
his
C
its
D
our

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Susan and Mike are twins.
____ birthday is in May
A
they
B
their
C
her
D
his

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


I __ happy.
A
am
B
are
C
is

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


She __ a teacher.
A
am
B
are
C
is

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


We __ friends.
A
am
B
are
C
is

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


The apples __ red.
A
am
B
are
C
is

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies