Thema Grieken en Romeinen - Blok 4 Recreatie en toerisme


A
1 / 32
volgende
Slide 1: Quizvraag
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les


A

Slide 1 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Blok 4
Recreatie en toerisme 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen 
  • uitleggen waarom mensen nu meer vrije tijd hebben dan vroeger.
  • uitleggen waarom mensen meer geld besteden aan recreatie en toerisme dan vroeger.
  • uitleggen wat het verschil is tussen recreatie en toerisme.
  • voorbeelden van verschillende soorten accommodaties en attracties noemen







Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar gaat dit blok over? 
Heerlijk, een middag vrij! Wat ga je doen? Gamen, chillen, sporten, naar de film?

De meeste Nederlanders hebben veel vrije tijd. Soms een uurtje, soms een dag en in vakanties zijn ze nog langer vrij. Wat doen mensen in die vrije tijd? Waar doen ze dat? Daarover gaat het in dit blok.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vrije tijd 
=De tijd die je overhoudt naast alles wat je moet doen (werk, school, huishouden, zorg)
Tegenwoordig meer vrijetijd dan vroeger:
Vroeger werkten mensen gem. 50 uur per week
tegenwoordig werken we gem. 28 uur per week 
Belangrijke reden --> Veel werk is overgenomen door machines, computers en andere apparaten. 



Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vrije tijd 
Volgens de wet heeft iedereen recht op 4 weken vakantie per jaar, Kinderen op school 12 weken!





Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een belangrijke reden dat mensen nu meer vrije tijd hebben dan vroeger?

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

recreatie 
In hun vrije tijd doen mensen aan recreatie. =alles wat je voor je plezier doet om je te ontspannen. 
Mensen hebben meer geld dan vroeger, er wordt dus meer uitgegeven aan recreatie.






Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Toerisme 
Toerisme is ook een vorm van recreatie. Toerisme is het reizen naar een plaats buiten je eigen omgeving. Omdat mensen meer vrije tijd hebben, reizen ze vaker en verder. Meestal blijven mensen daar dan ook overnachten.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen recreatie en toerisme?

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Van vrije tijd/hobby's kun je soms je beroep maken. Zoals dit game toernooi waar veel geld te winnen is. 
Toerisme in NL
Accommodaties=  Een voorziening waar je kunt overnachten als je op vakantie bent, bijvoorbeeld een camping of een hotel.
Attracties= Plaats waar mensen naartoe gaan om iets te beleven in hun vrije tijd, zoals musea, dierentuinen en pretparken. 

Nederlanders op vakantie in NL gaan vaak de natuur/rust opzoeken, buitenlandse toeristen gaan vaak op de Steden en musea af. 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noem 3 voorbeelden van attracties

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem 2 voorbeelden van accommodaties

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Les 2

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Op vakantie 
Lange en korte vakantie:
  • Meer dan 4 dagen is een lange vakantie
Actieve, passieve of een cultuur -vakantie:
  • Actief: mensen gaan dingen doen: ze gaan wandelen of fietsen.
  • Passief: mensen gaan vooral op reis om te luieren en uit te rusten, relaxen. 
  • Cultuur: mensen bezoeken steden, monumenten en musea.
Een combinatie kan ook!

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Massatoerisme 
=Als veel toeristen tegelijk naar hetzelfde gebied gaan. In gebieden met massatoerisme is het erg druk en vol.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voordelen toerisme:
Levert veel geld op

Zorgt voor werk
Nadelen toerisme:
veel transport van/naar bestemming kan slecht zijn voor het milieu, net als de bouw van hotels etc. 

Verjagen oorspronkelijke bewoners. 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke activiteit hoort NIET bij een actieve vakantie?
A
Mountainbiken in de bossen
B
Snowboarden in de bergen
C
Op het terras zitten in de stad
D
Kanoën in de Ardennen

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat past bij een passieve vakantie?
A
Wielrennen
B
Bergbeklimmen
C
Snowboarden
D
Aan het strand liggen

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is dit een passieve of actieve vakantie?
A
Passief
B
Actief

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is dit een passieve of actieve vakantie?
A
Passief
B
Actief

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de belangrijkste voordelen van toerisme?
A
Het wordt gezellig druk in de plaatsen langs de kust
B
De mensen leren daardoor andere culturen kennen
C
Het levert werk en geld op
D
Het zorgt voor goede vriendschappen tussen landen

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn nadelen van massatoerisme?

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vanaf hoeveel dagen is een vakantie een lange vakantie?
A
6
B
2
C
5
D
4

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is GEEN cultureel gebouw?
A
Colloseum
B
Toren van Pisa
C
Eifeltoren
D
Het Kempenhorst College

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voorbeeld van cultuur
A
Kleding
B
Hobby's
C
Eetgewoontes
D
Politiek

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is jouw favoriet voorbeeld van de Nederlandse Cultuur?

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voorbeeld van een actieve vakantie?
A
Fietsvakantie
B
Een cruise
C
Een shopvakantie
D
Strandvakantie

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ga je liever op een passieve of actieve vakantie?

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar ga je in de zomervakantie naartoe?

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bas gaat op vakantie naar Mallorca, hij gaat doordeweeks wandelen en fietsen en in het weekend gaat hij aan het strand liggen.
Welk deel van zijn vakantie is actief en welke is passief?

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies