In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Schrijf de vraag en het antwoord in je schrift.
Waarom groeit de bevolking?
Hoe verschilt de groei van de bevolking per land?
Waarom wonen op sommige plekken veel mensen?
Waarom wonen op sommige plekken weinig mensen?
H3.4 Wisselen van schaalniveau's
Slide 1 - Tekstslide
Schrijf de vraag en het antwoord in je schrift.
Waarom groeit de bevolking?
Hoe verschilt de groei van de bevolking per land?
Waarom wonen op sommige plekken veel mensen?
Waarom wonen op sommige plekken weinig mensen?
Leerdoelen
- Je kunt het verschijnsel centrum - periferie op de vijf schaalniveau's begrijpen.
- Je begrijpft hoe ontwikkelingen op verschillende schaalniveau's elkaar beïnvloeden.
Slide 2 - Tekstslide
Schrijf de vraag en het antwoord in je schrift.
Waarom groeit de bevolking?
Hoe verschilt de groei van de bevolking per land?
Waarom wonen op sommige plekken veel mensen?
Waarom wonen op sommige plekken weinig mensen?
Geografisch schaalniveau = Het niveau waarop je een verschijnsel bekijkt.
Door inzoomen en uitzoomen verander je van schaalniveau.
Inzoomen = Je bekijkt een gebied van dichterbij.
Uitzoomen = Je gaat van een klein gebied naar een groter gebied.
Slide 3 - Tekstslide
Als je van A naar B naar C naar D gaat ben je aan het ...
A
inzoomen
B
uitzoomen
Slide 4 - Quizvraag
Schaalniveau
Slide 5 - Tekstslide
Schrijf de vraag en het antwoord in je schrift.
Waarom groeit de bevolking?
Hoe verschilt de groei van de bevolking per land?
Waarom wonen op sommige plekken veel mensen?
Waarom wonen op sommige plekken weinig mensen?
Er zijn 5 schaalniveaus:
Wisselen van schaalniveau: Schaalniveau: Gebied:
Slide 6 - Tekstslide
Welk schaalniveau zie je hier?
B13 Wisselen van schaalniveau's
A
lokaal
B
regionaal
C
nationaal
D
continentaal
Slide 7 - Quizvraag
Als je inzoomt zie je een ... gebied.
A
groter
B
kleiner
Slide 8 - Quizvraag
Welk schaalniveau zie je hier?
A
lokaal
B
regionaal
C
nationaal
D
continentaal
Slide 9 - Quizvraag
Welk schaalniveau zie je hier?
A
mondiaal
B
nationaal
C
regionaal
D
continentaal
Slide 10 - Quizvraag
Mondiaal
Schaalniveau = mondiaal
Hoe donkerder rood, hoe hoger het BBP per hoofd.
Donkerrood=centrum
geel=periferie
Slide 11 - Tekstslide
Continentaal
Schaalniveau=continentaal
Hoe donkerder groen, hoe hoger het BNP (soort BBP) van dat land.
Donkergroen= centrum
Lichtgroen= periferie
Slide 12 - Tekstslide
Nationaal
Schaalniveau = nationaal
Centrum= de Randstad
Periferie= voornamelijk Friesland, Groningen, Drenthe, Limburg en Zeeland.
Slide 13 - Tekstslide
Regionaal
Schaalniveau= regionaal
Hoe donkerder blauw, hoe hoger het gemiddelde inkomen in die gemeente.
Je ziet hier dat Groningen het laagste gemiddelde inkomen heeft van de hele provincie.
Slide 14 - Tekstslide
Lokaal
Schaalniveau = lokaal
Oranje= In deze wijk kunnen de mensen moeilijker rondkomen dan het landelijk gemiddelde.
Licht-oranje= In deze wijk kunnen de mensen gemiddeld rondkomen dan het landelijk gemiddelde.
Groen= In deze wijk kunnen de mensen beter rondkomen dan het landelijk gemiddelde.
Slide 15 - Tekstslide
Uitzoomen
Nu gaan we in 1x helemaal uitzoomen, dus van de wijken van Groningen naar --> de Wereld
Hierdoor krijg je weer overzicht
Slide 16 - Tekstslide
Let op, de mensen uit de oranje wijken op deze afbeelding....
...wonen nog wel altijd in een rood land op bovenstaande kaart. Een land dat tot het centrum van de wereld behoort met een hoog BBP per hoofd.
Slide 17 - Tekstslide
Schaalniveaus beïnvloeden elkaar
- De periferie van Nederland (Drenthe, Friesland, Limburg ,Overijssel, Zeeland) kan je niet vergelijken met de periferie in Afrika. (De vorm van armoede is enorm anders)
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Huiswerk
Maak de opdrachten 1 t/m 4, 6 en 7 op de bladzijde 97 en 98 van je boek.