Le subjonctif

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

dat jij verliest (perdre - subjonctif)
A
que tu perds
B
que tu perdais
C
que tu perdes
D
que tu as perdu

Slide 7 - Quizvraag

dat U teruggeeft (rendre - subjonctif)
A
que vous rendiez
B
que vous rendez
C
que vous rendrez

Slide 8 - Quizvraag

dat zij eindigt (finir - subjonctif)
A
qu'elle finit
B
qu'elle finisse
C
qu'elle finira
D
qu'elle a fini

Slide 9 - Quizvraag

dat wij blozen (rougir - subjonctif)
A
que nous allons rougir
B
que nous rougirons
C
que nous rougissons
D
que nous rougissions

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Vertaal:
dat zij (mnl) hebben (avoir - subjonctif)
(zie blz 81 syllabus)

Slide 12 - Open vraag

Vertaal:
dat jullie zijn (être - subjonctif)

Slide 13 - Open vraag

Vertaal:
dat ik wil (vouloir - subjonctif)

Slide 14 - Open vraag

Vertaal:
dat jij kunt (pouvoir - subjonctif)

Slide 15 - Open vraag

Vertaal:
Dat wij doen/maken (faire - subjonctif)

Slide 16 - Open vraag

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Je doute qu'il ... (avoir) raison
A
a
B
ait

Slide 20 - Quizvraag

Je pense que tu ... (avoir) raison
A
as
B
aies

Slide 21 - Quizvraag

Je voudrais que tu .... (faire) attention.
A
fais
B
fasses

Slide 22 - Quizvraag

Je ne crois pas que tu .... (faire) très bien attention
A
fais
B
fasses

Slide 23 - Quizvraag

Je voudrais que tu ..... (venir) chez moi pendant les vacances
A
viens
B
viennes

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Vertaal: ik lees de krant terwijl hij kookt (cuisiner)

Slide 27 - Open vraag

Vertaal: Hij gaat naar school, hoewel hij ziek is (être malade)

Slide 28 - Open vraag

Vertaal: Als zij maar (als ... maar = pourvu que) niet ziek is (être malade)!

Slide 29 - Open vraag