klas 2 kgt hoofdstuk 2 par. 6

2.6 Productie en Milieu
Wat ontstaat er door productie?
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

2.6 Productie en Milieu
Wat ontstaat er door productie?

Slide 1 - Tekstslide

Afval

Slide 2 - Tekstslide

Afval

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

milieuvervuiling
Ontstaat door onbetaalde productie thuis.
Betaalde productie in bedrijven.

Slide 5 - Tekstslide

Luchtvervuiling
verbrandingsgassen
-thuis
- industriële productie
- uitlaatgassen verkeer

 moeilijker te bestrijden dan water- en grondvervuiling.

Slide 6 - Tekstslide

Luchtvervuiling voorkomen
zuiniger omgaan met energie
(HYBRIDE AUTO, windmolens, zonne-energie

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Wanneer ontstaat er minder afval?
minder wordt geproduceerd
productie minder energie vereist
schone technieken worden gebruikt

Slide 10 - Tekstslide

Maak nu de opgaven van paragraaf 6 (H2.6). Hiermee klaar? Dan ga je met de volgende dia's hier verder..

Slide 11 - Tekstslide

Er zijn 3 productiefactoren, welk antwoord is geen productiefactor?
A
Natuur
B
Werk
C
Arbeid
D
Kapitaal

Slide 12 - Quizvraag

Wat betekent investeren?
A
Het aanschaffen van kapitaalgoederen door mensen
B
Het aanschaffen van kapitaalgoederen door consumenten
C
Het aanschaffen van kapitaalgoederen door overheid en bedrijven
D
Ergens moeite voor doen

Slide 13 - Quizvraag

Tom (bouwvakker) hoort bij de productiefactor
A
Arbeid
B
kapitaalgoederen
C
natuur

Slide 14 - Quizvraag

Investeren is het aanschaffen van kapitaalgoederen door bedrijven, consumenten of overheid
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Wat is investeren?
A
Het lenen van geld
B
Winst maken
C
Het kopen van nieuwe kapitaalgoederen
D
Produceren

Slide 16 - Quizvraag

Tom rijdt met een vrachtwagen van Deco BV. De vrachtwagen hoort bij de productiefactor
A
Arbeid
B
kapitaalgoederen
C
natuur

Slide 17 - Quizvraag

Voor benzine in zijn vrachtwagen is een energiebron nodig. Dat hoort bij de productiefactor
A
Arbeid
B
kapitaalgoederen
C
natuur

Slide 18 - Quizvraag

Siska is leidster in een kinderdagverblijf.

Wat zijn kapitaalgoederen van een kinderdagverblijf?
A
De kinderen.
B
De leidsters.
C
Het spelmateriaal.

Slide 19 - Quizvraag

Je wilt een nieuwe iPhone, hoe noemt een econoom dit?
A
Behoefte
B
Consumeren
C
Produceren

Slide 20 - Quizvraag

Juist of onjuist:
Consumeren is een manier om je behoeften te vervullen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Als je de behoefte wilt vervullen dan noem je dat:
A
consumeren
B
basisbehoeften
C
prioriteiten stellen
D
relativeren

Slide 22 - Quizvraag

Je wilt graag een eigen huis bouwen dat is:
A
consumeren
B
een behoefte
C
produceren

Slide 23 - Quizvraag

Joeri moet prioriteiten stellen. Waardoor komt dat?

Noteer de letter van het meest juiste antwoord. Kies uit
onderstaande mogelijkheden:
A
door geldgebrek
B
door schaarste in middelen
C
door schaarste in tijd
D
door schaarste in middelen en schaarste in tijd

Slide 24 - Quizvraag

Wat is de beste omschrijving van schaarste
A
Schaarse producten zijn zeldzaam.
B
Door schaarste kunnen mensen bijna niks kopen
C
Door beperkte middelen ontstaat schaarste.
D
Schaarste ontstaat doordat mensen te weinig willen kopen.

Slide 25 - Quizvraag

wat zijn voorbeelden van milieuschade?
A
afval op straat
B
luchtvervuiling
C
water vervuiling
D
een vieze slaapkamer

Slide 26 - Quizvraag

Hoe kan de overheid de milieuproblemen aanpakken?
A
Promoten van scheiden van afval.
B
Door meer belasting te heffen op milieuvervuilende producten.
C
Wet- en regelgeving CO 2 uitstoot voor bedrijven regelen.
D
Alle 3 antwoorden zijn goed.

Slide 27 - Quizvraag

Rosa heeft oude spullen te koop gezet op Marktplaats. Waarom is dit goed voor het milieu?
A
Door hergebruik krijgen spullen een kortere levensduur.
B
Door hergebruik ontstaat er meer afval.
C
Door hergebruik krijgen spullen een langere levensduur.

Slide 28 - Quizvraag

De LessonUp les is nu klaar.
Je kan nu bezig met:
- begrippen leren
- samenvatting maken
- H2.6 maken 

Slide 29 - Tekstslide