In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Toets over hoofdstuk 8
Slide 1 - Tekstslide
Als je thuis in de achtertuin gaat grasmaaien is er sprake van:
A
Groene productie
B
Productie in de formele sector
C
Productie in de informele sector
D
Geen productie
Slide 2 - Quizvraag
1. Produceren door bedrijven en overheid noem je formele productie. 2. Een voorbeeld van informele productie is vrijwilligerswerk.
Geef aan of de stellingen juist of onjuist zijn.
A
Stelling 1 is juist
B
Stelling 2 is juist
C
Stelling 1 & 2 zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist
Slide 3 - Quizvraag
Er zijn 4 productiefactoren, welk antwoord is geen productiefactor?
A
Natuur
B
Werk
C
Arbeid
D
Kapitaal
Slide 4 - Quizvraag
Tom hoort bij de productiefactor
A
Arbeid
B
kapitaalgoederen
C
natuur
Slide 5 - Quizvraag
Siska is leidster in een kinderdagverblijf. Kies wat kapitaalgoederen van een kinderdagverblijf zijn
A
de kinderen
B
de leidsters
C
het spelmateriaal
Slide 6 - Quizvraag
Miranda werkt in de detailhandel. Ze werkt in een van de volgende bedrijven.
Welk bedrijf moet dat zijn?
A
Een belastingkantoor.
B
Een groothandel.
C
Een restaurant.
D
Een winkel.
Slide 7 - Quizvraag
Nikki werkt in een snackbar. Dit bedrijf behoort tot welke sector?
A
Detailhandel
B
Horeca
C
Verzorging
D
Agrarische sector
Slide 8 - Quizvraag
Als je verpleger in een ziekenhuis bent dan heb je
A
Uitvoerend werk
B
Leidinggevend werk
Slide 9 - Quizvraag
Wat is een CAO?
A
Centrale Arbeidsovereenkomst
B
Collectieve Arbeidsonderneming
C
Centrale Arbeidsonderneming
D
Collectieve Arbeidsovereenkomst
Slide 10 - Quizvraag
Welk begrip wordt hier beschreven? "Een afgesproken periode waarin je een arbeidsovereenkomst kunt opzeggen zonder dat daar een ontslagvergunning voor nodig is."
A
Proeftijd
B
Arbeidsovereenkomst
C
Cao
D
Opzegtermijn
Slide 11 - Quizvraag
Een collectieve arbeidsovereenkomst is een afspraak tussen de vakbonden en werknemers
A
Juist
B
Onjuist
Slide 12 - Quizvraag
Proeftijd en opzegtermijn zijn twee verschillende dingen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 13 - Quizvraag
Waarom is er een minimumloon ingesteld?
A
Om bedrijven te beschermen.
B
Om arbeiders te beschermen.
Slide 14 - Quizvraag
Deze organisatie komt op voor de belangen van alle werknemers uit een bepaalde bedrijfstak
A
CAO
B
Werkgeversorganisatie
C
Vakbond
D
bedrijfstak
Slide 15 - Quizvraag
De periode tussen het opzeggen van de overeenkomst en het einde van de overeenkomst noem je..