2 VWO Thema 2 BS 1: 'Voedingsmiddelen en voedingsstoffen'

Thema 2:
Voeding & vertering
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 35 min

Onderdelen in deze les

Thema 2:
Voeding & vertering

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma

- Vraag thema 2
-Introductie BS 1
-Opdracht 


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

onderwerpen:
-voedingsmiddelen & voedingsstoffen
-verteringsstelsel 
-voeding
-voedselbederf
-voeding bij zoogdieren
Vraag 'Voeding & vertering'?




Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen

  • Je kunt de functies van voedingsstoffen en voedingsvezel in voedingsmiddelen noemen
  • Je kunt de 6 groepen voedingsstoffen noemen met hun functies en kenmerken
  • Je kunt essentiële en niet-essentiële voedingsstoffen onderscheiden

Slide 4 - Tekstslide

Waarom?
zorgen dat je voeding alle stoffen bevat die je lichaam nodig heeft en waarom je lichaam dat nodig heeft.
Voedingsmiddel
  • Alle producten die je eet of drinkt
In welke 2 hoofdgroepen
kan je voedingsmiddelen verdelen?
Dierlijke producten
-afkomstig van dieren of producten van dieren
Plantaardige producten
-afkomstig van planten of gemaakt van planten
Wat is dan een voedingsstof?

Slide 5 - Tekstslide

Noem een voorbeeld van een voedingsstof
Voedingsstof
  • Bruikbare bestanddelen van voedingsmiddelen
  • uitzondering: voedingsvezel

wat is de functie van een voedingsstof?
-Voedingsstoffen zijn nodig voor energie, groei en herstel

4 functies:
- brandstof: levert energie
-bouwstof: ontwikkeling en herstel
-reservestof: opslag in lichaam
-beschermende stof: beschermt tegen ziektes
Voedingsvezel: (geen voedingsstof)
Verzamelnaam voor alle plantaardige stoffen die je lichaam niet kan verteren.
-zorgen voor een verzadigd gevoel
-nodig voor een goede darmwerking

Slide 6 - Tekstslide

voedingsvezel = verzamelnaam alle onverteerbare stoffen in plantaardig voedsel
Voedingsstoffen
Essentiële voedingsstoffen


Niet-essentiële voedingsstoffen
-Stoffen die je lichaam niet (of niet voldoende) zelf kan maken
-bv: vitamine C, vooral bouwstenen in eiwitten en vetten
-Stoffen die het lichaam zelf kan maken
-Als deze stoffen niet voldoende in je voeding zit, maakt je lever ze zelf
-vooral aminozuren (bouwstenen) waarmee je lichaam eiwitten maakt kan je lichaam zelf maken

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht:
Wat? Zoek antwoorden op de vragen van het werkblad over jouw voedingsstof
Hoe? Werk in duo's (verdeel de vragen)
Hulp? Gebruik je boek (blz. 89-91) of het internet
Opbrengst? Individuele aantekeningen in je schrift, 
nodig voor nabespreking
Klaar? Begin aan de opdrachten van BS 1 (thema 2)

timer
8:00

Slide 8 - Tekstslide

ongeveer 5 minuten
vervolg opdracht:
Wat: je krijgt de beurt om iets te vertellen over jou voedingsstof

Hoe: je maakt aantekeningen bij de andere voedingsstoffen

Opbrengst: een korte samenvatting van de kenmerken en functies van de 6 groepen voedingsstoffen

Slide 9 - Tekstslide

Ongeveer 10 minuten in totaal
Uitwerking
1) Eiwitten

2) Koolhydraten

3) Vetten

Eiwitten:
1) Bouwstof
2) Nodig voor groei, ontwikkeling en herstel, hierdoor kan je lichaam nieuwe cellen en weefsels maken
3) Vroming cytoplasma. spieropbouw
4) bv: zuivelproducten, vlees en vis
5) bv: slechte wondgezing
4) Water

5) Mineralen

6) Vitaminen
Koolhydraten:
1) Vooral brandstof maar ook bouwstof
2) brandstof levert energie, bouwstoffen zijn nodig voor groei en ontwikkeling
3) Belangrijke energiebron voor intensieve of langdurige activiteit
4) bv: brood, pasta of aardappelen
5) Je kan je slap voelen, weinig energie
Vetten:
1) Vooral brandstof, maar ook bouwstof en reservestof
2) Brandstof levert energie, bouwstof zorgt voor groei, ontwikkeling en herstel en reservestof wordt opgeslagen om later te gebruiken
3) Onverzadigd vet
4) Het wordt opgeslagen als vet onder je huid, je wordt dikker (symptomen zoals: diabetes, aderverkalking etc.)
5) Avocado's, vette vis, chips, koek en noten
Water:
1) Bouwstof
2) Bouwstof is nodig voor groei, ontwikkeling en herstel
3) Groente en fruit
4) Het vervoer van stoffen in je lichaam (bijv. zuurstof of voedingsstoffen via je bloed)
Mineralen:
1) Bouwstof en beschermende stof
2) Bouwstof is nodig voor ontwikkeling, groei en herstel, beschermt tegen ziektes
3) calcium (kalk), opbouw van botten
4) bv: hart- en vaatziektes, hoge bloeddruk, hartaanval etc. 
5) In pinda's zit veel vet, melk bevat ook bouwstoffen
Vitaminen:
1) Bouwstof en beschermende stof
2) Bouwstof voor ontwikkeling, groei en herstel, beschermt tegen ziektes
3) Een te kort aan vitaminen
4) Alle soorten groente en fruit

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke hoort er niet bij?
kaas = bouwstof en kan brandstof
bevat: -eiwitten & mineralen
pasta = vooral brandstof, kan ook bouwstof en reservestof
bevat: koolhydraten
brood = vooral brandstof, kan ook bouwstof en reservestof

Slide 11 - Tekstslide

kaas = bouwstof  en kan brandstof
bevat: -eiwitten & mineralen

pasta = vooral brandstof, kan ook bouwstof en reservestof
bevat: koolhydraten

brood = vooral brandstof, kan ook bouwstof en reservestof
bevat: koolhydraten
Mirjam zegt: een paprika bevat voedingsvezel
Bas zegt: voedingsvezel is een voedingsstof
Tom zegt: Een paprika is een voedingsmiddel

Wie heeft er gelijk?
A
Alleen Mirjam
B
Mirjam & Tom
C
Tom & Bas
D
Alle 3 hebben gelijk

Slide 12 - Quizvraag

Bas = onjuist omdat voedingsvezel verzamelnaam is voor alle onverteerbare stoffen in plantaardig voedsel

voedingsstof = bruikbare bestanddelen van voedingsmiddelen
Voor de volgende les 
Als je op schema wil werken:
BS 1: opdr 1 t/m 10
4 mag je overslaan

Volgende les:
PW thema 1 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies