Herhaling hoofdstuk 2 Europa

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Nederlanders houden graag vakantie in het buitenland. Als ze met een buitenlandse vliegmaatschappij reizen dan is er sprake van:
A
export van goederen.
B
export van diensten.
C
import van goederen.
D
import van diensten.

Slide 2 - Quizvraag

Open economie
Nederland heeft een open economie

Dat wil zeggen dat Nederland naar verhouding veel handelt met het buitenland.

Heeft een land een gesloten economie dan handelt het land weinig met het buitenland.

Slide 3 - Tekstslide

Waarom is er internationale handel?
Producten kunnen het best en het goedkoopst gemaakt worden in bepaalde landen vanwege:
  • de natuurlijke omstandigheden (klimaat, grondstoffen)
  • de loonkosten per product
  • de infrastructuur.
  • historische omstandigheden.

Slide 4 - Tekstslide

Vrijhandel & protectie
Protectie is het beschermen van de eigen economie tegen buitenlandse concurrentie.
Bij vrijhandel zijn er geen handelsbelemmeringen: er mag vrij gehandeld worden met het buitenland.
Vrijhandel kan voor elk land de welvaart vergroten, want je kunt producten die het buitenland (relatief) goedkoper maakt importeren en zelf je afzetmarkt vergroten door te exporteren.

Slide 5 - Tekstslide

vormen van protectie
Protectie is het beschermen van binnenlandse bedrijven tegen buitenlandse concurrentie
  • Douanerechten
  • Importquota 
  • Importverboden
  • Kwaliteitseisen
  • Exportsubsidies/belastingvoordelen

Slide 6 - Tekstslide

Import of export?
Ik ben op vakantie in Frankrijk.

A
import
B
export

Slide 7 - Quizvraag

Import of export?
DSM verkoopt plastic aan Duitsland.
A
import
B
export

Slide 8 - Quizvraag

Wat zijn kenmerken van een land met een open economie?
A
Weinig invoer (import) en uitvoer (export) in verhouding tot de productie.
B
Veel invoer (import) en veel uitvoer (export) in verhouding tot de productie.

Slide 9 - Quizvraag


A
Er is geen dominante strategie.
B
De dominante strategie is voor beiden bekennen.
C
De dominante strategie is voor beiden niet bekennen.

Slide 10 - Quizvraag

Wat zijn de drie kenmerken van een gevangenendillema?

Slide 11 - Open vraag


Welke stelling is juist? (Hoe hoger het getal, hoe beter)
A
Alleen Speler 1 heeft een dominante strategie
B
Alleen Speler 2 heeft een dominante strategie
C
Beide spelers hebben een dominante strategie
D
Beide spelers hebben geen dominante strategie

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de dominante strategie van H&M?
A
Wel korting geven, want 30 is meer dan 20 en 18 is meer dan 15
B
Wel korting geven, want 20 is meer dan 15 en 30 is meer dan 18
C
geen korting geven, want 20 is meer dan 15
D
geen korting geven, want 35 is meer dan 25

Slide 13 - Quizvraag

Samenwerking tussen landen bevordert de internationale handel
Tekst
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Milieumaatregelen van het ene land hebben geen effect op een ander land
A
juist
B
onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Een meelifter profiteert van de inspanningen van anderen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Een meelifter kan via collectieve dwang gedwongen worden mee te doen of mee te betalen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Wat is een negatieve externe effect?

Slide 18 - Open vraag

Welke opdracht moeten we bespreken?

Slide 19 - Woordweb