3V le 11 mars

bonjour la classe

les 
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

bonjour la classe

les 

Slide 1 - Tekstslide

au programme
au marché
village de langue toutes les situations

Slide 2 - Tekstslide

situation 3 au marché
Je gaat naar de markt. Er staan 2 kraampjes. Je gaat bij beide kraampjes wat kopen.
Bij de ene kraam zijn groente en fruit . Bij de andere kraam zijn kazen, brood en viennoiseries.
Je krijgt een boodschappenbriefje en koopt wat erop staat. Daarnaast koop je ook nog een extra product dat je zelf mag uitkiezen. Je wilt eerst de prijs weten van hetgeen je wilt kopen. Je vraagt ook of je iets mag proeven alvorens je het koopt en je betaalt met een briefje van 50 (je hebt het niet gepast). Ook vraag je om een tasje om je gekochte producten mee te nemen. 

Je antwoordt op de vragen van de koopman/ vrouw.





Slide 3 - Tekstslide

les fruits

Slide 4 - Woordweb

Slide 5 - Video

les légumes

Slide 6 - Woordweb

Slide 7 - Video

Slide 8 - Video

L’interlocuteur :












C’est à qui ?
Vous désirez ?
Les poires sont à 1 euro le kilo et la barquette coûte 2 euros 50.
Ce sera tout? Et avec ça? 
Vous me demandez la spécialité de la région?
Alors, nous avons un très bon camembert ou bien du beurre salé.
En tout, ça vous fait ……………euros
Il faut payer 50 centimes pour le sac.
Pas de soucis, je vais vous rendre la monnaie.









Slide 9 - Tekstslide

TOI :











Het is mijn beurt.
Het is een mooie dag.
De zon schijnt.
Hoeveel kosten de aaardbeien? O dat is duur!
Ik wil graag een kilo aardappelen.
Heeft u ook druiven?
Kan ik ook een half stokbrood krijgen?
Wat is de specialiteit van deze streek?
Mag ik een stukje proeven? 
Ik heb alleen maar 50 euro.
Heeft u ook een tasje? 



Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

L’interlocuteur :











Koop een kilo appels, een doosje aardbeien, een meloen. Als groente 2 komkommers, een pond uien en een bloemkool .
Koop een doosje aardbeien, 1 1/2 kilo peren, 3 wortels, 1 kilo aardappelen.
Vraag wat de specialiteit is van de streek. (Dat is een camembert en gezouten boter)
Vraag of je een stukje mag proeven. Je koopt in ieder geval een streekprodukt.
Reageer op een beleefde manier op hetgeen de marktkoopman/vrouw zegt.
Vraag hoeveel alles kost en vraag om een plastic zak. Maar daar moet je voor betalen. Kies of je dat wilt doen of niet. Je betaalt met een briefje van vijftig.
Wacht op wisselgeld




Slide 12 - Tekstslide

L’interlocuteur :












Reageer op een beleefde manier op hetgeen de marktkoopman/vrouw zegt.
Vraag hoeveel alles kost en vraag om een plastic zak. Maar daar moet je voor betalen. Kies of je dat wilt doen of niet. Je betaalt met een briefje van vijftig.
Wacht op wisselgeld




Slide 13 - Tekstslide

au camping (5 minutes) 
Tu peux te présenter ?
Tu peux parler de ta famille ? Tu as un animal domestique ?
Qui est ton meilleur ami ou ta meilleure amie ? Il/elle est comment ?
Quelles sont tes hobbies ? Comment est ton école ? Tes profs sont comment ? Quelle est ta matière préférée ? Tu détestes quelle matière ?



Slide 14 - Tekstslide

au restaurant Malentendu

Je wacht op de ober. Deze vraagt of je hebt gereserveerd en op welke naam. Ook hoeveel personen. Je wilt graag een tafeltje bij het raam.
Vraag om de kaart. Reageer op de ober/ serveerster door aan te geven wat je wilt drinken.
Je neemt een voor- en hoofdgerecht van de kaart. Je vraagt ook wat de dagschotel / de soep van de dag is.
Er is een probleem, beklaag je bij de ober/ serveerster.
Het smaakte je goed.
Kies nu een nagerecht uit de opties, nadat je eerst hebt gevraagd welke smaken ijs ze hebben.
Als je kiest voor een ijsje, vraag dan of je er slagroom bij kunt krijgen.
Vraag om de rekening en geef aan hoe je wilt betalen.
Sluit het gesprek af.










Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video


timer
0:15
A
la main
B
la bouche
C
le pied
D
le nez

Slide 19 - Quizvraag


timer
0:15
A
la main
B
le ventre
C
le pied
D
la bouche

Slide 20 - Quizvraag


timer
0:15
A
le bras
B
la jambe
C
la tête
D
le genou

Slide 21 - Quizvraag


timer
0:15
A
la jambe
B
la tête
C
le bras
D
le genou

Slide 22 - Quizvraag


A
la jambe
B
la tête
C
le bras
D
le genou

Slide 23 - Quizvraag


A
la jambe
B
la tête
C
le bras
D
le genou

Slide 24 - Quizvraag


A
Les bras
B
Les jambes
C
Les joues
D
Les oreilles

Slide 25 - Quizvraag


A
Le nez
B
Les joues
C
Les jambes
D
Les oreilles

Slide 26 - Quizvraag


A
Le pied
B
Le coeur
C
Le bras
D
Le genou

Slide 27 - Quizvraag


timer
0:15
A
la main
B
la bouche
C
l'oreille
D
les orteils

Slide 28 - Quizvraag


A
Les fesses
B
Les cheveux
C
Les oreilles
D
Les jambes

Slide 29 - Quizvraag

l'épaule
A
l'estomac
B
le ventre
C
l'épaule
D
le bras

Slide 30 - Quizvraag

le dos
A
le dos
B
le ventre
C
le cou
D
le coude

Slide 31 - Quizvraag

l'oeil
A
l'oreille
B
l'oeil/ les yeux
C
le menton
D
le nombril

Slide 32 - Quizvraag

la gorge
A
le genou
B
le bras
C
l'oreille
D
la gorge

Slide 33 - Quizvraag


A
les orteils
B
les doigts
C
les oreilles
D
les joues

Slide 34 - Quizvraag

le ventre
A
de buik
B
de knie
C
het hart
D
de hand

Slide 35 - Quizvraag

situation 5  au bureau  de police

Je bent In Parijs op vakantie en je komt er op het einde van een ritje in de metro achter dat je tas weg is. Waarschijnlijk gestolen.
Je gaat naar een politiebureau om aangifte te doen.
Op het politie bureau wordt je ontvangen en de agent vraagt wat er is gebeurd.
Daarna gaat de agent samen met jou het aangifte formulier invullen.
Luister goed naar zijn/haar vragen en geef daar antwoord op.
Hij zal vragen naar jouw persoonsgegevens (naam, adres, telefoon, geboortedatum)
Hij spreekt je aan met U i.p.v. jij.
Daarna vraagt hij waar en wanneer de tas is gestolen.
Je zal de tas moeten beschrijven.
Daarna vraagt hij wat er in de tas zat (noem minstens 3 dingen)
Hij vraagt ook nog of je de dief hebt gezien.



Slide 36 - Tekstslide

situation 5  au bureau  de police


Hij spreekt je aan met U i.p.v. jij.
Daarna vraagt hij waar en wanneer de tas is gestolen.
Je zal de tas moeten beschrijven.
Daarna vraagt hij wat er in de tas zat (noem minstens 3 dingen)
Hij vraagt ook nog of je de dief hebt gezien.



Slide 37 - Tekstslide

reizen met de metro
stelen
een aangifte
de verzekering
de telefoon
de bankpas
de zonnebril
een zakdoek 
het merk

van leer
van plastic
rechthoekig
vierkant
duur
sluiten / openen 
de rits



Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

jeu avec des post- it
un nombre entre 0 et 1000
plus ou moins

Slide 42 - Tekstslide

devoirs
apprendre voca A
faire ex 6, 7, 10, 11

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide