MSR fase 1, les 4 - zoekend en intensief lezen

MSR fase 1
zoekend lezen
intensief lezen
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

MSR fase 1
zoekend lezen
intensief lezen

Slide 1 - Tekstslide

Doel van de les
Aan het einde van deze les weet je:
  • wat zoekend lezen is en wanneer je gebruik maakt van zoekend lezen;
  • wat intensief lezen is en wanneer je gebruikt maakt van intensief lezen.

Slide 2 - Tekstslide

In deze les
  • Uitleg zoekend lezen
  • Uitleg intensief lezen
  • Tekst lezen en 6 meerkeuzevragen maken
  • Samen nakijken via deze LessonUp
  • Zelf aan de slag in StartTaal 

Slide 3 - Tekstslide

Zoekend lezen
Bij zoekend lezen:
  • wil je snel iets opzoeken in een tekst (bijvoorbeeld aanvangstijd van een wedstrijd);
  • lees je niet de hele tekst, maar kijk je naar tussenkopjes;
  • lees je de vraag eerst en ga dan op zoek naar het antwoord in de tekst. 

Slide 4 - Tekstslide

Zoekend lezen voorbeeld
Je hebt een folder van het Nibud met informatie over studiefinanciering. Je hoopt in de folder een antwoord te vinden op de vraag wat je mag bijverdienen als je studiefinanciering ontvangt.

Slide 5 - Tekstslide

Zoekend lezen voorbeeld

Slide 6 - Tekstslide

Zoekend lezen voorbeeld

Slide 7 - Tekstslide

Intensief lezen
Bij intensief lezen:
  • lees je de tekst nauwkeurig;
  • probeer je de tekst op woordenschat te begrijpen;
  • lees je de vraag eerst en dan lees je de tekst tot je bij het antwoord gekomen bent. 

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht intensief lezen
  • Lees de tekst "Spookregen".
  • Lees de vragen en omcirkel de antwoorden. 
  • Klaar? Wacht tot de rest ook klaar is. 
  • Samen nakijken via deze LessonUp. 

Slide 9 - Tekstslide

1. Wat is de functie van de inleiding?
A
In de inleiding stelt de schrijver een vraag...
B
De inleiding introduceert het belang....
C
Het biedt een overzicht van....
D
De inleiding beschrijft de werking van....

Slide 10 - Quizvraag

2. Hoe komt het volgens Buienradar dat het op de app soms spookregent?
A
Omdat de weermodellen van Buienradar....
B
Door interferentie van andere elektronische....
C
De weerradar meet neerslag die vanaf....
D
Vanwege atmosferische storingen die....

Slide 11 - Quizvraag

3. Leg uit wat ‘feilloos’ (alinea 5) betekent.
A
Dit betekent onbetrouwbaar.
B
Dit betekent zonder fouten.
C
Dit betekent onnauwkeurig.
D
Dit betekent onfeilbaar.

Slide 12 - Quizvraag

4. Hoe kan het dat gegevens van een weerradar over een grotere afstand en lager bij de grond minder betrouwbaar zijn?
A
Omdat er ook veel andere objecten zijn....
B
Omdat de weerradars van het KNMI bij....
C
Vanwege het feit dat de lucht rondom...
D
Doordat de weerradars soms worden....

Slide 13 - Quizvraag

5. Welk voorbeeld van misleidende reflecties wordt in de tekst gegeven?
A
Weerkaatsing veroorzaakt door....
B
Radargolven van zwermen vogels.
C
Reflecties van drijvende bootjes.
D
Gebouwen

Slide 14 - Quizvraag

6. Welke advies geeft de schrijver in alinea 7?
A
Ga nooit naar buiten zonder eerst de neerslagapp ....
B
Vertrouw altijd blindelings op de neerslagapp....
C
Vertrouw niet blind op de informatie in de app....
D
Negeer de neerslagapp volledig en baseer je....

Slide 15 - Quizvraag

Opdrachten StartTaal
2F | Lezen | Opbouwopdrachten | Zoekend lezen | opdracht 4

2F | Lezen | Opbouwopdrachten | Intensief lezen | opdracht 4 

Slide 16 - Tekstslide