Kerst NASK challenge
1 / 21
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Een kerstbal heeft een massa van 240 gram en een volume van 120 cm³. Wat is de dichtheid van de kerstbal?
A
1,5 g/cm3
B
2,0 g/cm3
C
3,0 g/cm3
Slide 4 - Quizvraag
Je giet 1 liter warme chocolademelk in een thermosfles. Waarom blijft de chocolademelk langer warm in een thermos dan in een mok?
Slide 5 - Open vraag
Je maakt warme chocolademelk en roert er slagroom doorheen. Is dit mengsel een oplossing of een suspensie ?
A
Oplossing
B
Suspensie
C
Zuivere stof
Slide 6 - Quizvraag
Waarom versplintert een glazen kerstbal wel, maar een plastic bal niet?
Slide 7 - Open vraag
Slide 8 - Tekstslide
Je hangt kerstlichtjes in de boom. Waarom gaan alle lichtjes uit als één lampje stuk is bij een serieschakeling?
A
De stroomkring wordt onderbroken
B
De spanning wordt te groot
C
Alle lampjes gaan kapot
Slide 9 - Quizvraag
Een kerstlampje gebruikt 0,5 A bij 4 V. Bereken het vermogen.
Slide 10 - Open vraag
Je hangt veel kerstlampjes aan één stekkerdoos. Wat gebeurt er als de stekkerdoos overbelast raakt? Wat is een mogelijke oorzaak van kortsluiting?
Slide 11 - Open vraag
Slide 12 - Tekstslide
de cadeautjes
de oliebollen
de kerstbal
de kerstboom
het vuurwerk
Slide 13 - Sleepvraag
Ga opzoek naar een foto met de mooiste kerstlichtjes
Slide 14 - Open vraag
Wat is de naam van dit nummer?
Slide 15 - Open vraag
Slide 16 - Tekstslide
Op het ijs voor de kerstmarkt ligt een dun laagje water. Waarom is het gladder als er water op het ijs ligt?
A
Het ijs is warmer
B
Het water werkt als smeermiddel
Slide 17 - Quizvraag
Sneeuw, hagel en regen zijn allemaal soorten neerslag. Leg uit hoe de temperatuurverschillen in de lucht bepalen welke neerslag er valt.
Slide 18 - Open vraag
Wat is de structuur van een sneeuwvlokje? Laat zien met een foto
Slide 19 - Open vraag
Sneeuwvlokken hebben verschillende structuren. Wat bepaalt of sneeuwvlokken zacht en plakkerig zijn, of juist droog en poederachtig?
A
De temperatuur tijdens het vallen
B
De snelheid van de wind
C
De luchtvochtigheid van de wolken
