VEI 14.1 M4 Een constant inwendig milieu 2024

14.1 Een constant inwendig milieu
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

14.1 Een constant inwendig milieu

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

14.1, eerst even herhalen vorige les!






Bloedgroepen en zo.

Slide 3 - Tekstslide

Anja heeft bloedgroep 0+.

Welke antistoffen tegen bloedgroepantigenen heeft Anja in haar bloed?
A
alleen anti-resus
B
alleen anti-A en anti-B
C
zowel anti-A, anti-B als anti-resus

Slide 4 - Quizvraag

Welke letter hoort bij
de bloedgroepbepaling van een
persoon met bloedgroep 0?
A
P
B
Q
C
R
D
S

Slide 5 - Quizvraag

Karel wil zijn bloedgroep weten. Bij een bloedgroepentest is er alleen klontering bij anti-B.
En niet bij resusantistof. Wat is Karel zijn bloedgroep?
A
B+
B
B-
C
A+
D
A-

Slide 6 - Quizvraag

Een patiënt met resus-negatief bloed en bloedgroep AB ontvangt voor het eerst in zijn leven een bloedtransfusie. Hij krijgt bij vergissing een kleine hoeveelheid resus-positief bloed van een donor met bloedgroep A.

Is in het lichaam van de patiënt tengevolge van deze transfusie antistof anti-A gevormd? En anti-resus?
A
geen van beide antistoffen
B
alleen anti-A
C
alleen anti-resus
D
anti-A en anti-resus

Slide 7 - Quizvraag

Leerdoel bij 14.1 Een constant inwendig milieu
  • Je kunt beschrijven hoe bij de mens een vrij constant inwendig milieu wordt gehandhaafd

Slide 8 - Tekstslide

Inwendig milieu: Weefselvloeistof en bloedplasma
Uitwendig milieu: Lucht in longen en inhoud darmkanaal
Inwendig milieu: alle cellen waar je niet bij kunt komen zonder te snijden.
  • De samenstelling van het inwendige milieu wordt constant gehouden  door opname, opslag en uitscheiding van stoffen.
  • Hormonen, zintuigen en zenuwcellen spelen hierin een belangrijke rol.
  • De huid en de slijmvliezen vormen een barrière (grens) tussen het inwendige en uitwendige milieu.

weefselvloeistof hoort bij inwendig milieu

Slide 9 - Tekstslide

Welk orgaan doet aan uitscheiding?
A
Spieren
B
Lever
C
Nieren
D
Geel beenmerg

Slide 10 - Quizvraag

Zo wordt de samenstelling van het inwendig milieu constant gehouden (opname, opslag en uitscheiding)

Slide 11 - Tekstslide

Opname
Een tekort aan bepaalde stoffen wordt voorkomen, doordat regelmatig stoffen worden opgenomen uit het uitwendige milieu
Bijvoorbeeld:
  • Darmkanaal: opname voedingsstoffen
  • Longen: opname van zuurstof

 

Slide 12 - Tekstslide

Opslag
Stoffen waarvan een teveel aanwezig is in het inwendige milieu, worden in bepaalde organen opgeslagen
  • In lever: glucose, mineralen, vitamines
  • In spieren: glucose                                                                                   (wordt omgezet in glycogeen)
  • Onder de huid: vet 
  • In geel beenmerg (lange beenderen): vet

Slide 13 - Tekstslide

Uitscheiding
Overtollige en/of schadelijke stoffen worden aan het inwendige milieu onttrokken en uit het lichaam verwijderd

  • Nieren: water en afvalstoffen 
  • Lever: afvalstoffen
  • Longen: koolstofdioxide

Slide 14 - Tekstslide

Waar liggen de eilandjes van Langerhans?
A
In de huid
B
In de alvleesklier
C
In de lever
D
In de nieren

Slide 15 - Quizvraag

Eilandjes van Langerhans
De alvleesklier produceert insuline en glucagon
  • Regelen het glucose gehalte van het bloed. Het glucose gehalte wordt zo constant gehouden.

Niet op te slaan in lichaam
Wel op te slaan in lichaam

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Glucosegehalte

Slide 18 - Tekstslide

Concentratie glucose in bloed
Insuline concentratie
Glucagon concentratie
Hoog
Laag
Stijgt
Stijgt
Daalt
Daalt

Slide 19 - Sleepvraag




Veel glucose in bloed:
  • veel insuline
  • weinig glucagon
  • glucose wordt glycogeen



Weinig glucose in bloed: 
  • weinig insuline
  • veel glucagon
  • glycogeen wordt glucose
Samenvatting

Slide 20 - Tekstslide

Opdrachten maken
Opdrachten 14.1 maken
Klaar? Dan controleren of alles van thema 13 klaar is.
Maak daarna online Test jezelf bij elke basisstof van thema 13 (zodat de oefentoets beschikbaar komt).

Slide 21 - Tekstslide

Wat hebben we geleerd?
  1. Welke drie processen zorgen voor het constant houden van een inwendig milieu?
  2. Hoe heten de klieren die hormonen maken in de alvleesklier?
  3. Welke hormonen maken deze klieren?
  4. Wanneer zit er veel insuline in het bloed?
  5. Wanneer zit er veel glucagon in het bloed?

Slide 22 - Tekstslide