13.4 dl2 + 13.5 In evenwicht

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
13.5 In evenwicht
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
13.5 In evenwicht

Slide 1 - Tekstslide

Deze les:
- 13.4 Nieren dl2: ADH
- Maken stencil nierwerking
- 13.5 In evenwicht
- Opdrachten


Slide 2 - Tekstslide

Inhoud hoofdstuk
13.1 Ademen
13.2 Gaswisseling
13.3 Uitscheiding van water en andere stoffen 
13.4 Nieren dl1
13.4 Nieren dl2
13.5 In evenwicht


Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

BINAS 85C
en blz. 191 bron 18

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Link

Antidiuretisch Hormoon 
(= anti plas hormoon)

Wordt afgegeven door de hypofyse als er een watertekort in het bloed is (te hoge osmotische waarde en lage bloeddruk)

Hormonen - ADH

Slide 7 - Tekstslide

Verzamelbuisje
Waterkanalen zorgen voor terugstromen water uit de voorurine naar het bloed.

ADH zorgt voor toename van het aantal waterkanalen in de celmembranen van de cellen in het verzamelbuisje.

Slide 8 - Tekstslide

Maken stencil Nierwerking
timer
15:00

Slide 9 - Tekstslide

Doel en begrippen 13.5

Je leert hoe je lichaam de omgeving van de cellen zo constant mogelijk houdt

glucagon, adrenaline, insuline, glycogeen, inwendig milieu, zintuigcellen, norm, negatieve terugkoppeling, spieren, klieren, dynamisch evenwicht, homeostase

Slide 10 - Tekstslide

Inwendig milieu - Homeostase
Je lichaam probeert je inwendige milieu zo constant mogelijk te houden zodat de omgeving van cellen zo optimaal mogelijk is (osmotische waarde, zuurgraad, aanwezigheid mineralen en brandstoffen, temperatuur).

Het vermogen van het lichaam om je inwendige milieu constant te houden heet homeostase.

Slide 11 - Tekstslide

Inwendig milieu - Homeostase
Om het inwendige milieu constant te houden meet het lichaam continu de waardes van bijvoorbeeld Ca2+, Na+, K+, CO2, O2, glucose, pH en temperatuur met behulp van gespecialiseerde zintuigcellen (receptoren).

Ook heeft het lichaam een bepaalde normwaarden.

Slide 12 - Tekstslide

Regelkring

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Dynamisch evenwicht
Door de regelkringen krijg je een dynamisch evenwicht.

Komt een waarde boven de norm dan gebeuren er automatisch dingen die zorgen dat de waarde verlaagt. 

Wordt de waarde te laag dan gebeuren er automatisch dingen die zorgen dat de waarde weer verhoogt. 

De waarde schommelt rondom de norm = dynamisch evenwicht

Slide 16 - Tekstslide

Regelkringen in het lichaam
Voorbeeld: Bloedsuikerspiegel

Hormonen (insuline en glucagon) regelen bijsturing bij een te hoge of een te lage glucoseconcentratie in het bloed.

Slide 17 - Tekstslide

Glucose
Insuline: wordt afgegeven door de alvleesklier bij een hoge bloedsuikerspiegel. Cellen nemen glucose op. Spieren en lever zetten glucose om in glycogeen. Bloedsuikerspiegel daalt.

Glucagon: wordt afgegeven door de alvleesklier bij een lage bloedsuikerspiegel. Lever zet glucagon om in glucose. Bloedsuikerspiegel stijgt.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Dynamisch evenwicht

Slide 20 - Tekstslide

Glucose
Adrenaline: stresshormoon, wordt aangemaakt door de bijnieren (die BINAS 89A).

Zorgt voor extra afbraak glycogeen door de lever: extra glucose beschikbaar in het bloed voor vechten of vluchten.

Slide 21 - Tekstslide

Opdrachten
- Maken 13.5 opdr. 2 t/m 4 en 6 t/m 11 (nectar digitaal) = HW

Klaar? 
- Maken oefentoetsen via Classroom

Slide 22 - Tekstslide

Doel en begrippen 13.5

Je leert hoe je lichaam de omgeving van de cellen zo constant mogelijk houdt

glucagon, adrenaline, insuline, glycogeen, inwendig milieu, zintuigcellen, norm, negatieve terugkoppeling, spieren, klieren, dynamisch evenwicht, homeostase

Slide 23 - Tekstslide