Water quiz

1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Welke fase-overgang hoort bij sublimeren?
A
vloeibare fase-> vaste fase
B
vaste fase-> gas fase
C
gas fase-> vloeibare fase
D
vaste fase-vloeibare fase

Slide 21 - Quizvraag

Rijpen is de fase-overgang van:
A
vloeibaar naar gasvormige
B
gasvormige naar vloeibaar
C
gasvormige naar vast
D
vloeibaar naar vast

Slide 22 - Quizvraag

Welke fase-overgang hoort bij sublimeren?
A
vloeibare fase-> vaste fase
B
vaste fase-> gas fase
C
gas fase-> vloeibare fase
D
vaste fase-vloeibare fase

Slide 23 - Quizvraag

Rijpen is de fase-overgang van:
A
vloeibaar naar gasvormige
B
gasvormige naar vloeibaar
C
gasvormige naar vast
D
vloeibaar naar vast

Slide 24 - Quizvraag

Waterdamp is onzichtbaar
A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quizvraag

Waterdamp is onzichtbaar
A
Waar
B
Niet waar

Slide 26 - Quizvraag

Waterdamp is onzichtbaar
A
Waar
B
Niet waar

Slide 27 - Quizvraag

Water kent 3 fases
A
vloeibaar, waterdamp en condens
B
vloeibaar, vast en ijs
C
koud, warm en heet
D
vast, vloeibaar, en gas

Slide 28 - Quizvraag

Als ijs smelt,
gaat ijs over in de
A
fase
B
vaste fase
C
vloeibare fase
D
gasvormige fase

Slide 29 - Quizvraag

Als het vries, dan verandert water in ijs.
Ijs is niet een andere stof dan water.
A
waar
B
niet waar

Slide 30 - Quizvraag

Als je water kookt, komt water in de
A
vaste toestand
B
vloeibare toestand
C
gasvormige toestand

Slide 31 - Quizvraag

Als water bevriest dan wordt het water...
A
heel hard..
B
heel warm.
C
heel blauw.
D
heel zacht.

Slide 32 - Quizvraag

Waterdamp is?
A
Lucht
B
Vloeibaar water
C
Kleine ijs kristallen
D
Water in gasvorm

Slide 33 - Quizvraag

Wat gebeurt er met waterdamp als het kouder wordt?
A
Dan gaat het verdampen
B
Dan wordt het lichter
C
Dan gaat het condenseren
D
Dan neemt het volume toe

Slide 34 - Quizvraag


Welke faseovergang zie je in het plaatje? (op de bril)
A
Verdampen
B
Condenseren
C
Sublimeren
D
Koken

Slide 35 - Quizvraag

Wat is temperatuur op de thermometers
A
a.49 b.112 c.13 d.240 e.52 °C
B
a.49 b.108 c.13 d.230 e.50 °C
C
a.50 b.108 c.13 d.230 e.52 °C
D
a.50 b.112 c.15 d.240 e.50 °C

Slide 36 - Quizvraag

Hoe heet deze fase overgang?
A
Rijpen
B
Verdampen
C
vervluchtigen
D
Condenseren

Slide 37 - Quizvraag

Rijpen is de fase-overgang van:
A
vloeibaar naar gasvormige
B
gasvormige naar vloeibaar
C
gasvormige naar vast
D
vloeibaar naar vast

Slide 38 - Quizvraag

Wat was de fase overgang van vloeistof naar gas?
A
Vervluchtigen
B
Condenseren
C
Verdampen
D
Bevriezen

Slide 39 - Quizvraag

Hoe noem je de fase-overgang van vloeibaar naar vast?
A
Smelten
B
Stollen
C
Verdampen
D
Condenseren

Slide 40 - Quizvraag