In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Lesinhoud
Bespreken huiswerk 2.2
video nieuwe elementen
bingo tabel elementen
Uitleg over 2.3
zelfstandig werken (leren 2.2 of huiswerk 2.3)
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Video
Hoe zij de atomen in het huidige periodiek systeem gerangschikt?
(30 s)
A
naar grootte
B
naar massa
C
naar aantal neutronen
D
naar atoomnummer
Slide 3 - Quizvraag
Hoe heet een kolom in het periodiek systeem?
(20 s)
A
groep
B
rij
C
periode
D
deel
Slide 4 - Quizvraag
Welke atoomsoort is geen metaal?
(30 s)
A
Calcium
B
Magnesium
C
Natrium
D
Neon
Slide 5 - Quizvraag
Welke bewering is niet juist?
(30 s)
A
Alle metalen hebben hebben een metaalglans
B
Alle metalen geleiden stroom
C
Alle metalen reageren met zuurstof en water
D
Alle metalen geleiden warmte
Slide 6 - Quizvraag
Welke naam heeft groep 1 in het periodiek systeem?
(20 s)
A
alkalimetalen
B
aardalkalimetalen
C
halogenen
D
edelgassen
Slide 7 - Quizvraag
De atoomsoorten F, Cl, Br en I behoren tot de
(20 s)
A
alkalimetalen
B
aardalkalimetalen
C
halogenen
D
edelgassen
Slide 8 - Quizvraag
Welke bewering is juist?
(30 s)
A
Halogenen zijn niet reactief
B
Edelgassen reageren makkelijk met andere atoomsoorten
C
Alkalimetalen en aardalkalimetalen kunnen met water reageren
D
Metalen reageren altijd goed met elkaar.
Slide 9 - Quizvraag
Bingo
5 op een rij (horizontaal of verticaal) is BINGO
Houd je boek ernaast (voor hulp)
Slide 10 - Tekstslide
3.3 Veranderen van fasen
Slide 11 - Tekstslide
Fase-overgangen
• stollen/bevriezen: van vloeibaar naar vast
• smelten: van vast naar vloeibaar
• verdampen: van vloeibaar naar gasvormig
• condenseren: van gasvormig naar vloeibaar
• rijpen: van gasvormig naar vast
• vervluchtigen: van vast naar gasvormig
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Smelten
Als het gaat dooien, smelt de ijslaag op plassen en vijvers snel weg. Boomtakken die pas nog wit waren van de rijp, worden nu weer kaal, terwijl de waterdruppels naar beneden vallen. Vast ijs wordt weer vloeibaar water.
Slide 14 - Tekstslide
Verdampen
Als na een regenbui de zon schijnt, zijn de straten algauw weer droog. Plassen worden steeds kleiner en verdwijnen ten slotte helemaal. Dat komt doordat het regenwater bij warm weer snel verdampt: zichtbaar water wordt onzichtbare waterdamp.
Slide 15 - Tekstslide
Condenseren
Als warme lucht ’s nachts afkoelt tegen een koud voorwerp, condenseert de waterdamp die erin zit. Op grassprieten en bladeren verschijnen dan kleine waterdruppels (figuur 2). Onzichtbare waterdamp wordt zichtbaar water.
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Bevriezen
Als het vriest, verschijnt er een laag ijs op het water in plassen en vijvers. Het bovenste laagje water bevriest: van vloeibaar wordt het vast. Als het blijft vriezen, groeit het ijslaagje van onderaf steeds verder aan.
Slide 18 - Tekstslide
Rijpen
Als de temperatuur ’s nachts daalt tot onder 0 °C, ontstaat er geen dauw, maar rijp. De waterdamp in de lucht gaat over in kleine ijskristallen die boomtakken en grassprieten een prachtig wit uiterlijk geven (figuur 3).
Slide 19 - Tekstslide
Vervluchtigen
Als de lucht erg koud en droog is, wordt een laag sneeuw geleidelijk dunner. Dat komt doordat ijs onder die omstandigheden langzaam verandert in waterdamp. Er zijn ook stoffen die snel vervluchtigen, zoals vast koolstofdioxide (‘droog ijs’).
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Geef de namen van de faseovergangen 2 en 5.
Nummer 2
Nummer 5
Smelten
Stollen
Rijpen
Verdampen
Condenseren
Sublimeren
Slide 22 - Sleepvraag
Voor welke faseovergangen dient de stof verwarmd te worden?
Nask leerdoel 27
A
sublimeren, condenseren, stollen
B
rijpen, smelten, verdampen
C
rijpen, stollen, verdampen
D
sublimeren, smelten, verdampen
Slide 23 - Quizvraag
Je gaat ijs verwarmen. In welke volgorde komen de faseovergangen dan voor?
A
eerst smelten, dan condenseren
B
eerst smelten, dan stollen
C
eerst smelten, dan verdampen
D
eerst verdampen, dan condenseren
Slide 24 - Quizvraag
Tijdens een willekeurige winterdag zit er veel waterdamp in de lucht. Vervolgens daalt de temperatuur ’s nachts naar −4 °C. Wat zul je de volgende ochtend op de takken vinden?
A
rijp
B
waterdruppels
C
waterdamp
Slide 25 - Quizvraag
Welke faseovergang zie je in het plaatje?
A
Verdampen
B
Condenseren
C
Sublimeren
D
Koken
Slide 26 - Quizvraag
De invloed van de temperatuur
Het is duidelijk dat de temperatuur een belangrijke rol speelt bij de verschillende fase-overgangen. Met het deeltjesmodel kun je verklaren hoe dat komt. Als voorbeeld de fase-overgangen smelten en verdampen.
Slide 27 - Tekstslide
Smelten in het deeltjesmodel
Slide 28 - Tekstslide
Verdampen in het deeltjesmodel
Slide 29 - Tekstslide
De was droogt ook als het vriest. Welke faseovergang heeft er plaatsgevonden?