Laatste les voor de toets 1

Laatste les voor de toets
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Laatste les voor de toets

Slide 1 - Tekstslide

* Wat is een verticale groep?
Niet iedereen is even oud. Kinderen van 0-4 jaar op een kinderdagverblijf

* Wat is een horizontale groep?
Iedereen is even oud. Baby’s met dezelfde leeftijd op een kinderdagverblijf

Slide 2 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen open en gesloten vragen?

Open vragen beginnen meestal met wie, wat, waarom wanneer en hoe, ook krijg je hier meer antwoord op dan alleen ja of nee.
 ”Waarom ben je gisteren met de fiets naar school gegaan?”

Gesloten vragen krijgen een kort antwoord, bijvoorbeeld ja of nee. “Vind jij de groene of gele muur mooier?”

Slide 3 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen verbaal en non-verbaal?

Verbaal is alles met woorden, zoals praten, appen, DM via Insta of een brief schrijven

Non-verbaal is alles zonder worden, zoals een emoticon versturen, gebarentaal of een duim opsteken

Slide 4 - Tekstslide

Wat betekent de grove motoriek?

Grote, grove bewegingen die je met je lijf maakt. Denk aan lopen, zwemmen, fietsen en traplopen

Slide 5 - Tekstslide

Wat betekent de fijne motoriek? 

De kleinere bewegingen die je met je handen en vingers maakt. Denk aan tekenen en schrijven.

Slide 6 - Tekstslide

Lichamelijke beperking, wat is dat?
* Motorische beperking: Je kan je lichaam niet goed gebruiken (bijv. verlamming)

* Zintuiglijke beperking: Niet goed kunnen zien (visueel) of horen (auditief)




Slide 7 - Tekstslide

Verstandelijke beperking:

Het verstandelijk niveau ligt lager dan bij een normaal persoon. Hebben moeite met het begrijpen van bepaalde zaken

Slide 8 - Tekstslide

Aspecten van spel
* FunctioneelHoort bij kinderen rond 2 jaar, zoals met een autootje spelen.

* ParallelIn de peutertijd spelen kinderen naast elkaar zonder interactie met elkaar, maar ze spelen wel hetzelfde spel.

* Fantasie: Rond 3 jaar imiteren peuters, zoals op vakantie zijn en een tent bouwen.
* Toekijkend: Het spel is interessant, maar het kind doet (nog) niet mee.




Slide 9 - Tekstslide

Aspecten van spel
* ConstructiefDingen zelf maken begint rond 4 jaar, net als de fijne motoriek trainen, zoals met blokken een stad bouwen.

* AssociatiefVanaf 4 jaar ontstaat een soort samenwerken in de vorm van het delen van speelgoed zonder een ander doel.

* CoöperatiefRond 5 jaar gaat associatief spel over in samenwerken met een doel, zoals regels en afspraken maken bij een spel.




Slide 10 - Tekstslide

Aangeboren handicap, wat is dat?
Deze handicap heb je al vanaf je geboorte. Een voorbeeld is doofheid
Verworven handicap, wat is dat?
Deze handicap is later ontstaan, bijvoorbeeld door een ongeluk. Denk aan een verlamming


Slide 11 - Tekstslide

Lichamelijke ontwikkelingen: van baby tot volwassene zie je vooral aan de groei in lengte en gewicht. Je wordt ‘groter’. Hier horen ook motorische ontwikkelingen bij: je lichaam kunnen gebruiken en bewegen en ook de ontwikkeling van de zintuigen.

De cognitieve ontwikkeling: de ontwikkeling van het verstand: het weten en kennen. De cognitieve ontwikkeling hoort bij de geestelijke ontwikkeling.
 

Slide 12 - Tekstslide

Op welke regels moet je letten bij het voeren van gesprekken?
  • Kijk de ander aan
  • Let op de reactie en houding van de ander
  • Luister naar de persoon en laat hem uitpraten
  • Check of iemand wel wil praten
  • Toon oprechte belangstelling
  • Praat beschaafd Nederlands
  • Sluit een gesprek af, loop niet zomaar weg

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen objectief en subjectief?

Objectief is een feit: Zara-Mae heeft vanochtend 1 kiwi gegeten

Subjectief is een mening: Kiki was de hele ochtend chagrijnig

Slide 14 - Tekstslide

Wat is het doel van een sociale activiteit?
Mensen ontmoeten en leren van elkaar. Het sociale contact wordt bevorderd.

Wat is het doel van een recreatieve activiteit?
Ontspanning. Mensen doen dit voor hun plezier zoals wandelen.



Slide 15 - Tekstslide

Wat is het doel van een sportieve activiteit?
Langer gezond blijven en je fit voelen.

Wat is het doel van een educatieve activiteit?
Een activiteit waar je iets van kan leren.

Slide 16 - Tekstslide

Empathie?


Empathie betekent dat je je goed kunt inleven in anderen.

Je voelt wat iemand anders voelt en begrijpt hoe het met die persoon gaat.

Slide 17 - Tekstslide