2KGT H2 Zelfstandig 2

H2
Herhalen en oefenen
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H2
Herhalen en oefenen

Slide 1 - Tekstslide

Goedemiddag!

* huiswerk opschrijven
* boek van de week
* 10 minuten lezen
* Zelfstandig oefenen/vragen stellen
* Test voor toets
* Evaluatie

Telefoon in je tas!

Klaarleggen:

-agenda
-etui
-leesboek
-lesboek 
-laptop

Slide 2 - Tekstslide

Boek van de week

Slide 3 - Tekstslide

timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Zelfstandig oefenen.

Zorg dat je alle onderdelen begrijpt voor de toets.
Stel vragen als iets onduidelijk is!
timer
10:00

Slide 5 - Tekstslide

Test voor de toets.

10 vragen.

Voor ieder goed antwoord verdien je 0.1 punt voor de toets.
Je kunt dus in totaal 1 punt extra verdienen.

Er mag niet overlegd worden!
Gebeurt dit wel, dan kun je geen extra punten meer verdienen...

Slide 6 - Tekstslide

1. Welke manieren zijn geschikt om de hoofdzaken in een tekst te vinden?
A
Inleiding en slot lezen
B
eerste en laatste zin van alinea lezen
C
lay out gebruiken
D
a, b en c zijn allemaal goed

Slide 7 - Quizvraag

2. Wat betekent:
Daarmee is de kous af.
A
Het werk is klaar.
B
De kous is gemaakt.
C
Het is afgelopen.
D
We stoppen ermee.

Slide 8 - Quizvraag

3. Welk woord betekent ongeveer hetzelfde als exact?
A
extra
B
precies
C
extreem
D
ongeveer

Slide 9 - Quizvraag

4. Welk woord schrijf je niet met een hoofdletter?
A
Kerstmis
B
Nike
C
Februari
D
Italië

Slide 10 - Quizvraag

5. Hoeveel hoofdletters horen in deze zin te staan?
sam en janne eten in juli graag ijs van ola.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 11 - Quizvraag

6. Welke naam is goed geschreven?

A
wethouder Van der Wal
B
Wethouder Van der Wal
C
wethouder van der Wal
D
wethouder van der wal

Slide 12 - Quizvraag

7. Welk voegwoord gebruik je om hiervan een samengestelde zin te maken?
We hebben vandaag gezeild. We hebben op het meer gekanood.
A
omdat
B
daarmee
C
maar
D
en

Slide 13 - Quizvraag

8. Welk voegwoord kun je niet gebruiken om een goede samengestelde zin te maken?
Damian fiets. Hij appt zijn vriendin.
A
en
B
doordat
C
terwijl
D
ondanks

Slide 14 - Quizvraag

9. Terwijl ik naar de tv keek, at ik een reep chocola.
Terwijl is een
A
werkwoord
B
voorzetsel
C
bijvoeglijk naamwoord
D
zelfstandig naamwoord

Slide 15 - Quizvraag

10. De bijzondere opmerking zorgde voor veel onrust.
onrust is een
A
voorzetsel
B
bijvoeglijk naamwoord
C
werkwoord
D
zelfstandig naamwoord

Slide 16 - Quizvraag

* Oefen met de stof voor de toets,

* Stel vragen als iets onduidelijk is. Nu kan het nog!

* Begrijp je echt alles? Heb je goed geoefend?
Ga dan verder met de klaaropdrachten.

Slide 17 - Tekstslide