16-11 2GTA

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo, mavo
• Leerjaar 1-4

• Nakijken formuleren paragraaf 4
• Paragraaf 5 en 6
• Zelfstandig werken

• Ik kan variatie in woordgebruik aanbrengen
  
• Ik ken voegwoorden en kan deze gebruiken
• Ik kan samengestelde zinnen schrijven

Nakijken

Nakijken

Nakijken

Verwijswoorden...

1. geven een verband aan in de tekst.
2. geven een eigenschap aan.
3. geven aan dat iets van iemand is.
4. verwijzen naar iets in de tekst.

Hij, die, deze, zijn
zijn verwijswoorden voor een...

1. mannelijk de-woord meervoud
2. vrouwelijk de-woord enkelvoud
3. mannelijk de-woord enkelvoud
4. onzijdig het-woord enkelvoud

Verbeter de onjuiste verwijswoorden.
Noteer het onjuiste verwijswoord en daarachter het juiste verwijswoord.

Dit broodje is lekker, maar die van jou lijkt me ook heerlijk.
onjuist verwijswoord:___________________
juist verwijswoord: ____________________

Verbeter de onjuiste verwijswoorden. Noteer het onjuiste verwijswoord en daarachter het juiste verwijswoord.

De artsen stelden de operatie uit, want hun vonden die te gevaarlijk.
onjuist verwijswoord: ___________________
juist verwijswoord: ___________________

Voegwoorden

Wat is het voegwoord in onderstaande zin?

Ik blijf vandaag thuis, want ik voel me niet lekker.

1. ik
2. vandaag
3. want
4. niet

Waar staat de komma?

Ik ga geen soep kopen, want we hebben nog hartige taart.

1. tussen twee persoonsvorm
2. tussen de delen van een opsomming
3. voor een voegwoord

Wat zijn de voegwoorden in onderstaande zin?

Lizzy maakt haar huiswerk, terwijl haar broer tv kijkt en haar vader de auto wast.

1. Lizzy, haar broer, haar vader
2. terwijl, en
3. haar huiswerk, tv, de auto
4. maakt, kijkt, wast

7. Welk voegwoord gebruik je om hiervan een samengestelde zin te maken?
We hebben vandaag gezeild. We hebben op het meer gekanood.

1. omdat
2. daarmee
3. maar
4. en

8. Welk voegwoord kun je niet gebruiken om een goede samengestelde zin te maken?
Damian fiets. Hij appt zijn vriendin.

1. en
2. doordat
3. terwijl
4. ondanks

Staat er in elke zin een voegwoord?

1. Ja, die staat in alle zinnen.
2. Nee, alleen in een samengestelde zin.

Wat is het voegwoord?

Wil je een appel of een peer?

1. een
2. wil
3. of
4. je

Maak van onderstaande zinnen een samengestelde zin. Gebruik een voegwoord.

Ik ga met de bus naar school. Het regent.

Maak een samengestelde zin van deze zinnen:
-Leo liep naar huis.
-Zijn fiets had een lekke band.

Maak een samengestelde zin van deze zinnen:
-Op 1 april sneeuwde het buiten.
-Het was erg koud.

Maak van de enkelvoudige zinnen een samengestelde zin
Ik leer voor de toets. Jij maakt een spiekbriefje

Maak van de twee zinnen een samengestelde zin met behulp van een voegwoord.

Ik heb geen zin in school. Ik moet toch heen.

Vaste voorzetsels

Vaste voorzetsels

Wat is het vaste voorzetsel?
Houden .....

1. in
2. met
3. van
4. aan

Vul aan met het vaste voorzetsel.
zeker zijn ........

1. in
2. van
3. op
4. met

Wat is het vaste voorzetsel?
Behoefte hebben....

1. om
2. aan
3. naar
4. op

Wat is het vaste voorzetsel van het werkwoord twijfelen ....?

1. met
2. aan
3. over
4. van

Wat is het vaste voorzetsel?
Ik heb een hekel ... jou.

1. aan
2. van
3. voor
4. met

Vul aan met het vaste voorzetsel.
iemand herinneren ........

1. aan
2. uit
3. op
4. tussen

Wat is het vaste voorzetsel van het werkwoord zich verbazen ....?

1. over
2. in
3. met
4. naar

Opdrachten 

Maak uit je boek de opdrachten van cursus 6: Formuleren paragraaf 5: Samengestelde zinnen schrijven en pargraaf 6: vaste voorzetsels

Tijd over? Lees verder in je boek

Wat vond je lastig deze les?

Huiswerk

Leren voor de so

Poll

😒🙁😐🙂😃