23/24 14 maart OEFENEN EXAMENTEXT + WOORDJES PTA + AAN DE SLAG

14. März
2 volledige examenteksten maken
2x kiezen in de manier
in groepen bespreken
Samen aan de slag voor de woordjestoets
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 4

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

14. März
2 volledige examenteksten maken
2x kiezen in de manier
in groepen bespreken
Samen aan de slag voor de woordjestoets

Slide 1 - Tekstslide

Ronde 1
Wat: Examentekst Faust machen und durch atmen/ Beruf Tierpfleger
Hoe: Je vertaalt alle examenvragen, daarna maak je de tekst volgens de aangeleerde stappen.
Tijd: 15 Minuten
Eerder klaar?: kijk op blz. 48 en 49 en leer de woordjes
Bespreken: Je zoekt een ander tweetal op en vergelijkt met elkaar de antwoorden. Na 5 minuten krijgen jullie de antwoorden

Slide 2 - Tekstslide

Ronde 2
Wat: Examentekst Faust machen und durch atmen/ Beruf Tierpfleger
Hoe: Je vertaalt alle examenvragen, daarna krijg je de antwoorden en zoekt in de tekst waar het antwoord staat. ONDERSTREEP DIT
Tijd: 15 Minuten
Eerder klaar?: kijk op blz. 48 en 49 en leer de woordjes
Bespreken: Je zoekt een ander tweetal op en vergelijkt met elkaar de antwoorden. Na 5 minuten krijgen jullie de antwoorden

Slide 3 - Tekstslide

Bespreken 15 min
Van beide teksten.
Je krijgt de beurt om het uit te leggen en voor de klas aan te wijzen als het nodig is.

Slide 4 - Tekstslide

Oefenen vocabulair
Maak eerst blz. 14 t/m 18 opdr. 4,5,6 en 7
Gebruik woordenlijst blz. 48 en 49

Klaar, maak beide blauwe vakken

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Zinnen maken
Kies nu 10 woorden uit en maak daar zinnen mee,
misschien kan je ook wel woorden combineren
10 minuten

wedstrijdje

Slide 8 - Tekstslide

lang-antwoordvraag
het heet lang-antwoordvraag, omdat je altijd moet antwoorden met een hele zin, --> Dus geen citaatvraag

2 of meer punten

Slide 9 - Tekstslide

lang-antwoordvraag
  • open vragen --> zelf antwoord formuleren
  • altijd in het in het NL gesteld -altijd in het NL antwoorden
  • er staan specifieke eisen:
  • noem twee andere voorbeelden
  • leg in één zin uit
  • verwijswoorden zijn belangrijk. Das, diese, sie

Slide 10 - Tekstslide

Verwijswoorden
Wat zijn het?
De jongens liepen over het strand, zij waren erg hard aan het schreeuwen
Es ist gut die Eltern mit Bußgeld zu belegen. Das sollte am besten von dem Kindergeld bezahlt werden.
Modedesigner brauchen neben kreativen Ideeen eine Menge geduld und selbstdisziplin. Sie müssen nicht nur die Praxis beherrschen

Slide 11 - Tekstslide

Stappenplan
  • eerst de alinea/tekst scannen op bepaalde begrippen
  • woorden uit de tekst opzoeken
  • vetgedrukte woorden in de vraag als aanwijzing gebruiken
  • gebruikmaken van verwijswoorden
  • markeer de zin waarin het antwoord staat, lees deze heel goed.





Slide 12 - Tekstslide

aan de slag
Wat blz. 124 t/m 129. opdr. 47 t/m 51
tijd: 20 minuten
Kiezen:
alleen met oortjes
met z'n 2 maar ECHT aan de slag
Vergadertafel --> we maken het samen
eerder klaar?:  maak leerkaartjes voor de PTA woordjes 


Slide 13 - Tekstslide