samenvatting hfst 5

Welkom
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 36 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom

Slide 1 - Tekstslide

zijn er nog vragen?
heb je geen vragen en ben je al helemaal klaar voor de oefentoets?

zelfstandig lezen in je leesboek voor Nederlands of zelfstandig aan de slag met een ander vak. 

Ik wil geen spelletjes en geen telefoons zien!

Slide 2 - Tekstslide

leerdoelen 5.1
5.1.1 Je kunt beschrijven hoe licht en andere vormen van straling zich verspreiden.
5.1.2 Je kunt uitleggen wat er kan gebeuren als licht op een voorwerp valt.
5.1.3 Je kunt het verschil toelichten tussen spiegelende en diffuse terugkaatsing.
5.1.4 Je kunt de schaduw tekenen van een voorwerp dat door een lichtbron wordt verlicht.
5.1.5 Je kunt uitleggen hoe lichtstralen door een vlakke spiegel worden teruggekaatst.
5.1.6 Je kunt het spiegelbeeld tekenen van een voorwerp dat voor een spiegel staat.
5.1.7 Je kunt tekenen hoe een lichtbundel door een spiegel wordt teruggekaatst.

Slide 3 - Tekstslide

5.1.1 Je kunt beschrijven hoe licht en andere vormen van straling zich verspreiden.
5.1.2 Je kunt uitleggen wat er kan gebeuren als licht op een voorwerp valt.
5.1.3 Je kunt het verschil toelichten tussen spiegelende en diffuse terugkaatsing.
5.1.4 Je kunt de schaduw tekenen van een voorwerp dat door een lichtbron wordt verlicht.
5.1.5 Je kunt uitleggen hoe lichtstralen door een vlakke spiegel worden teruggekaatst.
5.1.6 Je kunt het spiegelbeeld tekenen van een voorwerp dat voor een spiegel staat.
5.1.7 Je kunt tekenen hoe een lichtbundel door een spiegel wordt teruggekaatst.

Slide 4 - Tekstslide

5.1.1 Je kunt beschrijven hoe licht en andere vormen van straling zich verspreiden.




Kenmerkend voor straling is de manier waarop ze zich verspreidt (figuur 1). De straling komt uit een bron en beweegt daar in alle richtingen bij vandaan

Slide 5 - Tekstslide

5.1.2 Je kunt uitleggen wat er kan gebeuren als licht op een voorwerp valt.

Slide 6 - Tekstslide

5.1.3 Je kunt het verschil toelichten tussen spiegelende en diffuse terugkaatsing.

Slide 7 - Tekstslide

5.1.4 Je kunt de schaduw tekenen van een voorwerp dat door een lichtbron wordt verlicht.
1) lichtstralen kunnen niet door een voorwerp heen.
2) lichtstralen gaan rechtdoor, dus tekenen met geodriehoek of liniaal!
3) lichstralen hebben een richting, vergeet de pijltjes niet.

Slide 8 - Tekstslide

5.1.5 Je kunt uitleggen hoe lichtstralen door een vlakke spiegel worden teruggekaatst.

Slide 9 - Tekstslide

5.1.6 Je kunt het spiegelbeeld tekenen van een voorwerp dat voor een spiegel staat.

Slide 10 - Tekstslide

5.1.7 Je kunt tekenen hoe een lichtbundel door een spiegel wordt teruggekaatst

Slide 11 - Tekstslide

5.2.1 Je kunt uitleggen hoe je de verschillende kleuren in zonlicht zichtbaar kunt maken.
5.2.2 Je kunt de kleuren in het spectrum van zonlicht in de juiste volgorde benoemen.
5.2.3 Je kunt behalve licht twee soorten straling noemen die door de zon worden uitgezonden.
5.2.4 Je kunt uitleggen op welke manier de kleuren van de voorwerpen om je heen ontstaan.
5.2.5 Je kunt drie kenmerkende effecten (uitwerkingen) van uv-straling beschrijven.
5.2.6 Je kunt drie toepassingen van uv-straling in het dagelijks leven beschrijven.
5.2.7 Je kunt drie toepassingen van ir-straling in het dagelijks leven beschrijven.

Slide 12 - Tekstslide

5.2.1 Je kunt uitleggen hoe je de verschillende kleuren in zonlicht zichtbaar kunt maken.

Slide 13 - Tekstslide

5.2.2 Je kunt de kleuren in het spectrum van zonlicht in de juiste volgorde benoemen.

Slide 14 - Tekstslide

5.2.3 Je kunt behalve licht twee soorten straling noemen die door de zon worden uitgezonden.

Slide 15 - Tekstslide

5.2.4 Je kunt uitleggen op welke manier de kleuren van de voorwerpen om je heen ontstaan.

Slide 16 - Tekstslide

5.2.5 Je kunt drie kenmerkende effecten (uitwerkingen) van uv-straling beschrijven.
  1. de uv-straling van de zon je huid verkleuren.
  2.  Uv-straling kan sommige stoffen sterk laten oplichten. Je zegt van deze stoffen dat ze fluoresceren. 
  3.  Uv-straling heeft de eigenschap dat ze stoffen kan afbreken. Laat maar eens een vel gekleurd papier in de zon liggen

Slide 17 - Tekstslide

5.2.6 Je kunt drie toepassingen van uv-straling in het dagelijks leven beschrijven.
Uv-lampen worden gebruikt in zonnebanken, in blacklights en in vliegenvangers.

Slide 18 - Tekstslide

5.2.7 Je kunt drie toepassingen van ir-straling in het dagelijks leven beschrijven
Infraroodsensoren zijn gevoelig voor ir-straling. Deze sensoren kom je tegen in inbraakalarmen en automatische buitenlampen.
Een andere toepassing van ir-straling is de afstandsbediening van een auto. Een ir-led in de autosleutel zendt een signaal uit als je op een knopje drukt. 

Slide 19 - Tekstslide

5.3.1 Je kunt het verschil beschrijven tussen positieve lenzen en negatieve lenzen.
5.3.2 Je kunt uitleggen hoe een positieve lens een evenwijdige bundel zonlicht breekt.
5.3.3 Je kunt toelichten wat wordt bedoeld met ‘brandpunt’ en ‘brandpuntsafstand’.
5.3.4 Je kunt uitleggen hoe een negatieve lens een evenwijdige bundel zonlicht breekt.
5.3.5 Je kunt het verschil uitleggen tussen een reëel beeld en een virtueel beeld.
5.3.6 Je kunt het beeld construeren dat een positieve lens van een voorwerp vormt.
5.3.7 Je kunt de voorwerpsafstand en de beeldafstand opmeten in een tekening.

Slide 20 - Tekstslide

5.3.1 Je kunt het verschil beschrijven tussen positieve lenzen en negatieve lenzen.

Slide 21 - Tekstslide

5.3.2 Je kunt uitleggen hoe een positieve lens een evenwijdige bundel zonlicht breekt.

Slide 22 - Tekstslide

5.3.3 Je kunt toelichten wat wordt bedoeld met ‘brandpunt’ en ‘brandpuntsafstand’.

Slide 23 - Tekstslide

5.3.4 Je kunt uitleggen hoe een negatieve lens een evenwijdige bundel zonlicht breekt.

Slide 24 - Tekstslide

5.3.5 Je kunt het verschil uitleggen tussen een reëel beeld en een virtueel beeld.
       virtueel beeld


       reëel beeld

Slide 25 - Tekstslide

5.3.6 Je kunt het beeld construeren dat een positieve lens van een voorwerp vormt.

Slide 26 - Tekstslide

5.3.7 Je kunt de voorwerpsafstand en de beeldafstand opmeten in een tekening.

Slide 27 - Tekstslide

Leerdoelen 5.4
5.4.1 Je kunt zeven onderdelen van een oog benoemen.
5.4.2 Je kunt beschrijven hoe je ogen een beeld vormen.
5.4.3 Je kunt de functie toelichten van het netvlies, de oogzenuw, de iris en de pupil.
5.4.4 Je kunt beschrijven hoe je ogen scherpstellen op voorwerpen dichtbij en in de verte.
5.4.5 Je kunt uitleggen wat bijziendheid is en hoe je deze afwijking kunt corrigeren.
5.4.6 Je kunt uitleggen wat verziendheid is en hoe je deze afwijking kunt corrigeren.

Slide 28 - Tekstslide

5.4.1 Je kunt zeven onderdelen van een oog benoemen.

Slide 29 - Tekstslide

5.4.2 Je kunt beschrijven hoe je ogen een beeld vormen.

Slide 30 - Tekstslide

5.4.3 Je kunt de functie toelichten van het netvlies, de oogzenuw, de iris en de pupil.
oogzenuw: geeft signalen door aan de hersenen.

Iris: Gekleurde deel van het oog dat de pupil groter of kleiner maakt.


Pupil: Opening in de iris waardoor het licht je oog binnenkomt. De pupil regelt de hoeveelheid licht die in je oog binnen kan komen.

Slide 31 - Tekstslide

5.4.4 Je kunt beschrijven hoe je ogen scherpstellen op voorwerpen dichtbij en in de verte.

Slide 32 - Tekstslide

5.4.5 Je kunt uitleggen wat bijziendheid is en hoe je deze afwijking kunt corrigeren.

Slide 33 - Tekstslide

5.4.6 Je kunt uitleggen wat verziendheid is en hoe je deze afwijking kunt corrigeren.

Slide 34 - Tekstslide

maken oefentoets
als je klaar bent kun je leren voor de toets of aan de slag met een ander vak.

geen telefoons.

Slide 35 - Tekstslide

zijn er nog vragen?
heb je geen vragen en ben je al helemaal klaar voor de oefentoets?

zelfstandig lezen in je leesboek voor Nederlands of zelfstandig aan de slag met een ander vak. 

Ik wil geen spelletjes en geen telefoons zien!

Slide 36 - Tekstslide