Deviant op weg naar 1F thema 2 spelling en grammatica deel 3

Nederlands
Thema 2 hoofdstuk 2

Spelling en grammatica
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Thema 2 hoofdstuk 2

Spelling en grammatica

Slide 1 - Tekstslide

Doel: 
Aan het einde van deze les:

Weet jij wat een bijvoeglijk naamwoord is.

Kun je ze herkennen in een zin.


Slide 2 - Tekstslide

Lidwoorden (de, het, een)






Zelfstandige naamwoorden (mens, dier ding)

Slide 3 - Tekstslide

Een zelfstandig naamwoord
     Kun je aanraken:


Je kunt er doorheen lopen:
De tafel
Het centrum

Slide 4 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord
jongen     dokter

recept   medicijn

kast       tafel    konijn

vriend            vriendin

Slide 5 - Tekstslide

vul het juiste lidwoord in:

...................... dokter

Slide 6 - Open vraag

schrijf 3 zelfstandignaamwoorden op.

Slide 7 - Open vraag

Kijk naar het plaatje

Slide 8 - Tekstslide

Wat kun je zeggen over de boom?

Slide 9 - Woordweb

De boom
Je kunt van alles zeggen over de boom:



De grote boom
De groene boom
De eenzame boom
De hoge boom
De dunne boom

Ze zeggen iets extra's over de boom. 

Dat noem je een bijvoeglijk naamwoord.

Slide 10 - Tekstslide

In een zin:
In een zin kun je dit meestal terugvinden.
Je moet dan wel goed kijken.

Voorbeeld:
In de pauze was de grote jongen aan het voetballen.
De = lidwoord
grote = bijvoeglijk naamwoord
jongen = zelfstandig naamwoord
Het staat altijd in deze volgorde in een zin!

Slide 11 - Tekstslide

Samen oefenen

Slide 12 - Tekstslide

het kleine meisje

Wat is het lidwoord?

Slide 13 - Open vraag

de leuke les

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

Slide 14 - Open vraag

Maken
Opdracht 5 blz 55
1. Schrijf de bijvoeglijke naamwoorden in je schrift.
LET OP: soms staan 2 of bijvoeglijke naamwoorden in een zin!!

Opdracht 6 blz 55
1. schrijf de zin in je schrift
2. Zet een cirkel om de lidwoorden.
3. Zet een rechthoek om de bijvoeglijke naamwoorden.
4. Zet een streep onder de zelfstandige naamwoorden.

Slide 15 - Tekstslide

het supercoole centrum

Wat is het zelfstandig naamwoord?

Slide 16 - Open vraag

Bespreken
We bespreken opdracht 5 en opdracht 6

Slide 17 - Tekstslide

In de pauze was het erg druk

Wat is het lidwoord in deze zin?
A
druk
B
erg
C
pauze
D
de

Slide 18 - Quizvraag

De tafel is niet zo groot

Wat is het zelfstandig naamwoord?
A
de
B
tafel
C
zo
D
groot

Slide 19 - Quizvraag

De mooie fiets stond in het fietsenhok.

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
A
de
B
fiets
C
mooie
D
fietsenhok

Slide 20 - Quizvraag

Studiemeter
www.studiemeter.nl 
Log in met je naam en wachtwoord

1. klik op Nederlands 
2. klik op via start taal online
3. klik op via-vooraf op weg naar 1F
4. klik op thema 2 spelling en grammatica

Slide 21 - Tekstslide