BS 3 Beenverbindingen

Wat gaan we doen?
Korte herhaling
Uitleg Bs 3: beenverbindingen
Uitleg Bs 4: Spieren
Aan de slag met de opdrachten.
Huiswerk:
Maken: Bs 3; 1 t/m 3 + 5 t/m 8, Bs 4; 1 t/m 3 + 5 t/m 8.

Leren: Bs 1 t/m 4
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen?
Korte herhaling
Uitleg Bs 3: beenverbindingen
Uitleg Bs 4: Spieren
Aan de slag met de opdrachten.
Huiswerk:
Maken: Bs 3; 1 t/m 3 + 5 t/m 8, Bs 4; 1 t/m 3 + 5 t/m 8.

Leren: Bs 1 t/m 4

Slide 1 - Tekstslide

Hoeveel botten heeft het menselijk lichaam?
A
60
B
206
C
108
D
308

Slide 2 - Quizvraag

Bij oude mensen bevatten de beenderen veel
 en weinig
Als mensen ouder worden, verandert er ook veel kraakbeenweefsel in



kraakbeen
botweefsel
Lijmstof
Kalkzouten
tussencelstof

Slide 3 - Sleepvraag

Bs 3: Beenverbindingen

Beenverbindingen

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt de beenverbindingen beschrijven
Je kunt de bouw van een gewricht beschrijven
Je kunt de werking van een kogelgewricht, scharniergewricht en een rolgewricht beschrijven

Slide 5 - Tekstslide

Beenverbinding door vergroeiing
Beenverbinding door een naad

Slide 6 - Tekstslide

Beenverbinding door kraakbeen
Beenverbinding door gewrichten

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Beenverbindingen
Er zijn vier soorten beenverbindingen:
  1. vergroeid
  2. naadverbinding
  3. kraakbeenverbinding
  4. verbinding door gewrichten

Slide 9 - Tekstslide

bouw van een gewricht

Slide 10 - Tekstslide

Bouw van een gewricht

Slide 11 - Tekstslide

Soorten gewrichten
Er zijn drie soorten gewrichten.
Met elk soort gewricht kun
 je een andere beweging 
maken.
  1. Kogelgewricht
  2. Rolgewricht
  3. Scharniergewricht

Slide 12 - Tekstslide

Soorten gewrichten

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Hoeveel soorten beenverbindingen zijn er?
A
10
B
3
C
200
D
4

Slide 15 - Quizvraag

Welke beenverbindingen zijn niet beweeglijk?
A
Kraakbeen
B
Gewricht
C
Vergroeid
D
Naad

Slide 16 - Quizvraag

De ribben en het borstbeen zijn verbonden door:
A
Kraakbeen
B
Gewricht
C
Naad
D
Vergroeid

Slide 17 - Quizvraag

Bij welke beenverbinding is er veel beweging mogelijk?
A
Vergroeid
B
Naad
C
Gewricht
D
Kraakbeen

Slide 18 - Quizvraag

H4 Stevigheid en beweging



Bs 4;  Spieren

Slide 19 - Tekstslide

Spieren 
2 type:
  • Skeletspieren
  • Orgaanspieren (niet bewust)

Slide 20 - Tekstslide

Het menselijk lichaam telt meer dan 600 spieren. 

Spieren zitten overal, zelfs in de ogen en de huid (kippenvel). Ook het hart is een spier.

Veel spieren zorgen voor beweging. 


Slide 21 - Tekstslide


Rechts zie je de haren overeind staan En de spier is aangespannen de huid is daardoor hobbeliger

Koud --> bibberen (spieren)
      Gewone huid                    kippenvel

Slide 22 - Tekstslide

Spierstelsel (skeletspieren)
Functie 
  • Bewegen 

Verbinding bot en spier
- Door pezen
- Aanhechtingsplaats
- Pezen kunnen niet samen trekken

Slide 23 - Tekstslide

Pezen
Functie
  • Verbinding bot en spier
  • Kan niet samentrekken
  • Aanhechtingsplaats

Slide 24 - Tekstslide

Uitleg spierbevestiging en spierbewegingen 

Slide 25 - Tekstslide

Spieren
Functie
  • Bot laten bewegen
  • Samentrekken

Spier bij samentrekken
  • Korter
  • Dikker

Slide 26 - Tekstslide

Spieren bewegen maar naar één kant
Elke spier heeft een tegenovergestelde spier

Antagonistisch paar (buig & strekspier)

Slide 27 - Tekstslide

Antagonist
2 spieren die gezamenlijk een bot in een bepaalde richting kunnen bewegen

  • Biceps, Triceps
  • Voorste bovenbeenspier, hamstrings
  • Buikspieren, onderrugspieren
  • Borst spier, boven rugspieren

Ze werken samen

Slide 28 - Tekstslide

Orgaanspieren
Laten onze organen bewegen (niet bewust gaat vanzelf)
  • hartspieren
  • ademhalingspieren
  • Spijsverteringsspieren 
(maag, darm, slokdarm)

Slide 29 - Tekstslide

Als je een spier samentrekt, wordt de spier....
A
korter en dikker
B
langer en dunner
C
korter en dunner
D
langer en dikker

Slide 30 - Quizvraag

Kippenvel ontstaat door spieren. Wat klopt over deze spieren?
A
De spieren zitten vast aan botten
B
De spieren bevinden zich in de huid
C
Het komt zowel voor dat deze spieren aan botten als aan de huid vast zitten

Slide 31 - Quizvraag

Hoe noem je de tegengestelde spier van een spier die actie onderneemt?
A
Antagonist
B
Anagonist
C
Reverse musculus
D
Antiwerker

Slide 32 - Quizvraag

Samenvatting
Nauwkeurig meten

Slide 33 - Tekstslide

1. Nauwkeurig meten
  • Meet steeds op dezelfde manier
  • Kijk horizontaal naar de liniaal 
  • Noteer de meting in dezelfde eenheid

Slide 34 - Tekstslide

Opdr. 1.a: Maria roept: 'De tijd van Aiden is 16 17/100 seconden.'
Welke notatie is het meest nauwkeurig?
A
16,1 s
B
16,17 s
C
0,27 min
D
0,2666 min

Slide 35 - Quizvraag

Jade doet hetzelfde onderzoek. Dennis rent het rondje in 1 minuut en 30,04 seconden.
Waarom is het niet handig om de tijdn in het aantal minuten en seconden te noteren?

Slide 36 - Open vraag

Noteer de tijd van Dennis (1 minuut en 30,04 seconden) zo nauwkeurig mogelijk:

Slide 37 - Open vraag