Meerdere pv's

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Grammatica zinsdelen + spelling

meerdere persoonsvormen in een zin, werkwoordspelling

Doel:

Aan het einde van de les kunnen jullie de persoonsvormen en onderwerpen in een samengestelde zin vinden en weet je hoe je werkwoorden moet spellen.

Instructie

Samengestelde zin:

• als je twee of meer zinnnen aan elkaar plakt
• een zin met meerdere persoonsvormen 
• herken je vaak aan verbindingswoorden:

omdat, want, daarom, daardoor, terwijl, maar, als, en

persoonsvorm

vraagzin

tijd veranderen

Voorbeeld

• We moeten naar school, want de regels zijn versoepeld.
  
  
• Hij vraagt of ik met hem mee wil.
  
  
• Als je het niet snapt, moet je het zeggen.

Noteer de persoonsvorm(en)
Na de selectie zullen de rollen onder de toneelspelers worden verdeeld.

Noteer de persoonsvorm(en)
De verslaggever wilde de gevaarlijke situatie in beeld brengen, maar hij riskeerde zijn eigen leven.

Noteer de persoonsvorm(en)
Afgelopen weekeinde hebben de judoka's deelgenomen aan de Europacup voor junioren in het Oostenrijkse Leibnitz.

Noteer de persoonsvorm(en)
In de pauze worden appels uitgedeeld door de leerlingenraad, omdat de meeste leerlingen geen fruit eten.

Noteer de persoonsvorm(en)
Wie dit leest, is gek!

Noteer de persoonsvormen en onderwerpen
Het weer voor morgen ziet er niet goed uit, dus gaat de wedstrijd niet door.

Onderwerp

Stel jezelf de vraag: Wie/wat + pv?

Het onderwerp staat in een enkelvoudige zin altijd naast de pv.

Noteer de pv en het ow: Zij loopt naar de keuken.

Noteer de pv en het ow: Dat liedje kreeg van Letland de meeste punten.

Noteer de pv en het ow: Morgen speelt Ajax tegen AZ.

Noteer de pv en het ow: Door dat ongeval werd de auto zwaar beschadigd.

Gezegde

Dit zijn alle werkwoorden in de zin. 

Je schrijft de pv dus nog een keer op.

Noteer de pv, ow, gez.: Hij heeft de hele avond televisie gekeken.

Noteer de pv, ow, gez.: Volgens de buren staat het geluid wel erg hard.

Noteer de pv, ow, gez.: Ronald wil graag met je meerijden.

Spelling tt

- ik-vorm of jij/je erachter = ik-vorm

- jij, hij, zij, het= ik-vorm + t

- wij = hele werkwoord

Spelling vt

Enkelvoud: ik-vorm + te/de

Meervoud:  ik-vorm + ten/den

Gebruik 't ex-fokschaap, 't ex-kofschip en ga uit van de stam!

tt: Jij (lachen)
irritant.

1. lach
2. lacht
3. lachte
4. lachde

tt: Jan (besteden)
te weinig tijd aan zijn huiswerk.

1. besteet
2. besteed
3. besteedt
4. besteedde

tt: (Worden)
jij nu al weer boos?

1. word
2. wordt
3. werd
4. worden

tt: De mentor (overhandigen)
persoonlijk de rapporten.

1. overhandigd
2. overhandigdt
3. overhandigt
4. overhandigde

vt: Het nieuwtje
(verspreiden) zich snel door de school.

1. verspreid
2. verspreidde
3. verspreidden
4. verspreide

vt: Hij
(schrijven) het antwoord stiekem in zijn hand.

1. schreef
2. schrijfde
3. schrijfte
4. schrijft

Die familie
(verhuizen) bijna elk jaar.

1. verhuisde
2. verhuist
3. verhuizde
4. verhuiste

De leraar
(worden) boos omdat jij zo vaak
(lachen).

1. werd, lachde
2. word, lachde
3. werd, lachte
4. wordt, lachte