Les 1: Statische elektriciteit en stroomkringen

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Les 1: Elektriciteit en stroomkringen
  • Vragen over verslag? 
  • Demo van der Graaff-generator
  • Uitleg over 4.1 
  • Als er tijd is - quiz

Slide 4 - Tekstslide

Planning en huiswerk
Volgende week in de les lever je je uitgeprinte verslag in
Huiswerk: 4.1 opdracht 2 t/m 7

Slide 5 - Tekstslide

Zijn er nog vragen over het verslag?

Slide 6 - Tekstslide

Waar denken jullie aan bij...
Elektriciteit?

Slide 7 - Tekstslide

Demo
  • Wat denk je wat er gaat gebeuren? Waarom denk je dat? 
  • Wat gebeurt er? Hoe kan dat?  
  • Wat weet je nu over ladingen?

Slide 8 - Tekstslide

Leerdoelen
4.1.1 Je kunt uitleggen hoe je een gesloten stroomkring maakt.
4.1.2 Je kunt de verschillende onderdelen van een stroomkring benoemen.
4.1.3 Je kunt het verschil tussen geleiders en isolatoren beschrijven
 4.1.4 Je kunt een aantal geleiders en isolatoren noemen.
 4.1.5 Je kunt uitleggen op welke manier je de stroomsterkte meet.


Slide 9 - Tekstslide

Lading
Lading is een eigenschap van moleculen. Die lading kan positief of negatief zijn.
Een negatieve lading wordt veroorzaakt door elektronen. 
Elektronen = hele kleine deeltjes die een negatieve elektrische lading hebben. 
Een positieve lading wordt veroorzaakt door een tekort aan elektronen. 

Slide 10 - Tekstslide

Lading
Wat gebeurt er met twee positieve ladingen?
Wat gebeurt er met twee negatieve ladingen?
Wat gebeurt er met een positieve en een negatieve lading?

Slide 11 - Tekstslide

Maar wat hebben die ladingen nu met elektriciteit te maken?
.
In een stroomkring vervoeren elektronen energie van een batterij naar een apparaat. 

Slide 12 - Tekstslide

Beantwoord tijdens de video: 
  1. Welke drie dingen zijn er nodig om een lamp te laten branden? 
  2.  Wat gebeurt er als de stroomkring wordt doorbroken? 
  3. Wat stellen die mensen in groene pakken voor?

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Beantwoord tijdens de video: 
  1. Welke drie dingen zijn er nodig om een lamp te laten branden? 
  2.  Wat gebeurt er als de stroomkring wordt doorbroken? 
  3. Wat stellen die mensen in groene pakken voor?

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Isolatoren en geleiders
  • Een isolator laat elektrische stroom slecht door.
  • Een geleider laat elektrische stroom goed door.
  • Waarom zit er rubber om snoeren heen?
     

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Stroomsterkte
  • Stroomsterkte I = hoeveel ladingen er per seconde voorbij komen - eenheid Ampère.
  • 4000 mA = ? A

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Welke deeltjes verplaatsen zich bij elektriciteit?
A
Energie
B
Ladingen
C
Elektronen
D
Moleculen

Slide 21 - Quizvraag

Welke drie dingen zijn nodig om een lamp te laten branden?

Slide 22 - Open vraag

Een stof die elektriciteit goed doorlaat heet een ....
A
Isolator
B
Geleider

Slide 23 - Quizvraag

Een positieve lading wordt veroorzaakt door ...................... elektronen. Een negatieve lading wordt veroorzaakt door ........................ elektronen.
Elektronen zijn ...................... geladen.
Lading is een .......................... van moleculen.
Twee negatief geladen voorwerpen ....................................
Een positief en een negatief geladen voorwerp .............................

Een tekort aan
Een overschot aan
negatief
eigenschap
Stoten elkaar af
Trekken elkaar aan

Slide 24 - Sleepvraag

Kan de elektriciteit stromen?
A
Ja
B
Nee

Slide 25 - Quizvraag

Waarom heeft een stekker twee pinnen?

Slide 26 - Open vraag

Welke stroomsterkte geeft de stroommeter aan?
A
1,1 Ampère
B
0,11 Ampère
C
0,011 Ampère
D
0,0011 Ampère

Slide 27 - Quizvraag

Willen jullie deze invullen? :)

Slide 28 - Tekstslide

Aan de slag
4.1 opdracht 2 t/m 7

Slide 29 - Tekstslide

Leerdoelen
4.1.1 Je kunt uitleggen hoe je een gesloten stroomkring maakt.
4.1.2 Je kunt de verschillende onderdelen van een stroomkring benoemen.
4.1.3 Je kunt het verschil tussen geleiders en isolatoren beschrijven
 4.1.5 Je kunt uitleggen op welke manier je de stroomsterkte meet.
 4.1.4 Je kunt een aantal geleiders en isolatoren noemen.

Slide 30 - Tekstslide