Spelling 8 - 3_2_2 (tegenwoordig deelwoord 1)

Noem zelfstandig naamwoorden
die beginnen met een B
1 / 30
volgende
Slide 1: Woordweb
SpellingBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Noem zelfstandig naamwoorden
die beginnen met een B

Slide 1 - Woordweb

TEGENWOORDIGE TIJD (extra)
De drie smaken. Onderwerp is:

1) Meervoud => hele werkwoord (overschrijven)
2) Ik of ... je/jij (er achter) => Stam (hele ww min [-un])
3) Stam + t (een ander, dus ook 'je moeder')


Let op! Je broer, je kat, je schoen etc. = Stam +t (3e smaak)
* Als ik 'je' kan vervangen door 'jij', dan gebruik je de stam (2e smaak). 

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet je nog van de
'je moeder-regel'?

Slide 3 - Woordweb

[HOUDEN] _____________ je moeder van voetbal?

Slide 4 - Open vraag

[BRADEN] _____________ je het vlees mooi bruin?

Slide 5 - Open vraag

[VINDEN] _____________ je oom dat goed?

Slide 6 - Open vraag

[VINDEN] _____________ je tante dat mooi?

Slide 7 - Open vraag

[VINDEN] _____________ je dat mooi?

Slide 8 - Open vraag

[SNIJDEN] _____________ je tante de groente?

Slide 9 - Open vraag

TEGENWOORDIG DEELWOORD
Je bent er nu nog mee bezig of HOE doe je iets

HELE WERKWOORD + d

Lopend naar school, zag ik een vogel.

Altijd hele werkwoord + d, NOOIT hele werkwoord +t!

Slide 10 - Tekstslide

Tegenwoordig deelwoord van
FIETSEN

Slide 11 - Open vraag

Tegenwoordig deelwoord van
ZITTEN

Slide 12 - Open vraag

Tegenwoordig deelwoord van
LACHEN

Slide 13 - Open vraag

Tegenwoordig deelwoord van
KIJKEN

Slide 14 - Open vraag

Tegenwoordig deelwoord van
TOETEREN

Slide 15 - Open vraag

Tegenwoordig deelwoord van
ETEN

Slide 16 - Open vraag

Wat weet je nog van het
TEGENWOORDIG DEELWOORD?

Slide 17 - Woordweb

1e woord

Slide 18 - Open vraag

2e woord

Slide 19 - Open vraag

3e woord

Slide 20 - Open vraag

1e zin

Slide 21 - Open vraag

(HULPWERKWOORD)
In de oudheid werden koeien of gouden munten als betaalmiddel aanvaard.

Slide 22 - Open vraag

(STOFFELIJK BIJVOEGLIJK NAAMWOORD)
In de oudheid werden koeien of gouden munten als betaalmiddel aanvaard.

Slide 23 - Open vraag

(ZELFSTANDIG NAAMWOORD)
In de oudheid werden koeien of gouden munten als betaalmiddel aanvaard.

Slide 24 - Open vraag

(GEZEGDE)
In de oudheid werden koeien of gouden munten als betaalmiddel aanvaard.

Slide 25 - Open vraag

(VOORZETSELS)
In de oudheid werden koeien of gouden munten als betaalmiddel aanvaard.

Slide 26 - Open vraag

Wat weet je nog van de
'JE MOEDER-regel'?

Slide 27 - Woordweb

Wat weet je nog van het
TEGENWOORDIG DEELWOORD?

Slide 28 - Woordweb

Wat heb ik geleerd?

Slide 29 - Woordweb

Hoe heb ik gewerkt?

Slide 30 - Woordweb