Welke zinsdelen heb je nodig voor een goede basiszin?
Slide 23 - Open vraag
Vandaag
Wat is een zin, deel 2
Bouwplan van een zin
Herkennen van zinsdelen
Slide 24 - Tekstslide
Damian en Lennox voetballen
-breid de zin uit met wie
-breid de zin uit met wanneer
-breid de zin uit met waar
Slide 25 - Tekstslide
Uit hoeveel zinsdelen bestaat de vorige zin die je dus hebt aangevuld met zinsdelen?
A
3
B
6
C
5
D
4
Slide 26 - Quizvraag
Zinsdelen
Zinsdelen hebben allemaal een eigen betekenis.
Een zinsdeel kan uit een woord of meerdere woorden bestaan. Om ervoor te zorgen dat de lezer de betekenis van een zinsdeel begrijpt, staan de woorden van dat zinsdeel bij elkaar.
Slide 27 - Tekstslide
Uit hoeveel verschillende zinsdelen bestaat je zin over Damian en Lennox?
Slide 28 - Open vraag
Aan de slag
Maak opdracht 12 op blz. 76. Tijd: 5 minuten.
Breid de zinnen uit met één zinsdeel. Denk niet te lang na. Neem de hele zin over in je schrift.
Slide 29 - Tekstslide
Aan de slag
Maak opdracht 13 op blz. 76. Breid de zinnen bij opdracht 12 nog een keer uit, nu met het zinsdeel 'wanneer'.
Geef aan welke zinnen niet kloppen. Wat mist er in deze zinnen?
Slide 30 - Tekstslide
Bouwplan van een zin
Sommige werkwoorden hebben een extra zinsdeel nodig, namelijk: 'wat'.
Bij het werkwoord 'wassen', heb je iets nodig om te wassen.
De zin: 'Jessica wast..' klopt niet, want?
Slide 31 - Tekstslide
Bouwplan van een zin
Je hebt iets nodig om te wassen. Bijvoorbeeld: "Jessica wast haar kleren".
Bij sommige werkwoorden heb je dit zinsdeel niet nodig. Daar kun je alleen een basiszin hebben met een wie of wat + een handeling
Slide 32 - Tekstslide
Bij hoeveel werkwoorden heb je het extra zinsdeel "wat" nodig?
miauwen
lopen
krijgen
geven
ontvangen
nemen
zwemmen
gillen
slaan
kopen
verkopen
zingt
branden
slapen
Slide 33 - Tekstslide
Vul hier het antwoord van de vorige vraag in
Slide 34 - Open vraag
Basizin: twee of drie delen?
Bij werkwoorden waarbij er geen extra deel nodig is, bestaat de basiszin uit twee delen: wie/wat + handeling
Bij werkwoorden waarbij er wel een extra deel nodig is, bestaat de basiszin uit drie delen: wie/wat + handeling + wat (is nodig)
Slide 35 - Tekstslide
Je mag een zin natuurlijk altijd langer maken door andere delen eraan toe te voegen.
Slide 36 - Tekstslide
Aan de slag
Maak opdracht 14, blz. 78, vraag 1, 2 en 3 in tweetallen.
Neem het schema over en maak vijf kolommen in plaats van drie.
Voor vraag 1, 2 en 3 gebruik je kolom 1 en 3.
Tijd: 15 minuten.
Slide 37 - Tekstslide
Samenvattend
-Je hebt geleerd wat een zin is;
-Je hebt geleerd waarom sommige basiszinnen drie delen hebben in plaats van twee;
-Je hebt het bouwplan van een zin door.
Slide 38 - Tekstslide
Huiswerk
Maak vraag 14 af, vraag 4, en 5 voor de volgende keer.
Kolom 4 gebruik je om je zin uit te breiden met waar?, kolom 5 gebruik je om wanneer? in te vullen.