Apprendre 5 - Unité 6

Objectif : Apprendre 5 

De onvoltooid verleden tijd 

L'imparfait 
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Objectif : Apprendre 5 

De onvoltooid verleden tijd 

L'imparfait 

Slide 1 - Tekstslide

Qu' est-ce que c' est l' imparfait?
A
Ik dans
B
Ik heb gedanst
C
dansen
D
Ik danste

Slide 2 - Quizvraag

L'imparfait
Wanneer gebruik je de imparfait ??

  • Je gebruikt de imparfait om te vertellen hoe iets was
  •  C'était un beau film = Het was een mooie film
  • Of om te vertellen over gewoontes uit het verleden.
  • Elle avait déjà des fans = Zij had al fans

Slide 3 - Tekstslide

Nous aimions le sport.

Je joue au football.

Tu as mangé une pizza.

 

passé composé
présent
imparfait

Slide 4 - Sleepvraag

Uitgangen imparfait
  • Danser  = > Nous dansons
  • - ons
  • dans + uitgangen
  • Je dansais 
  • Tu dansais 
  • il dansait
  • Nous dansions 
  • Vous dansiez
  • Il dansaient 

Slide 5 - Tekstslide

je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Combineer de juiste vorm van 'être' met het onderwerp
Uitgangen Imparfait
-ais
-ais
-ait
-ions
-iez
-aient

Slide 6 - Sleepvraag

Imparfait
Onderwerp 
Uitgang 
Voorbeeld 
Je
- ais
Je parlais 
Tu 
- ais
Tu parlais
Il / Elle / On 
- ait
Elle parlait
Nous
- ions
Nous parlions  
Vous 
- iez
Vous parliez 
Ils / Elles
- aient
Ils parlaient 
De uitgangen van de imparfait herken je aan de ''i" van imparfait

Slide 7 - Tekstslide

Wat is de imparfait van être?
Ik was = j'étais; Jij was = tu étais
Wij waren = Nous .....
A
étaient
B
était
C
étions
D
étiez

Slide 8 - Quizvraag

Être - Imparfait
  • Let op: Bij het werkwoord être neem je niet de nous-vorm voor de stam. 
  • ét + uitgangen 
  • j'étais              malheureux / malheureuse
  • tu étais           jaloux / jalouse
  • il/elle/on était         fâché/ fâchée
  • nous étions             malheureux / malheureuses
  • vous étiez                 heureux / heureuses
  • ils/elles étaient      stressés / stressées

Slide 9 - Tekstslide

Zet in de imparfait:
danser, je

Slide 10 - Open vraag

Text
Combineer de juiste tijd met het juiste werkwoord
préparait
proposait
a montré
était
a rencontré
avait
se sont mariés
passé composé
passé composé
passé composé
imparfait
imparfait
imparfait
imparfait

Slide 11 - Sleepvraag

GEBRUIK IMPARFAIT EN PASSÉ COMPOSÉ 

Imparfait
passé composé
* beschrijving 
* situatie, toestand
Ik ging vroeger altijd met mijn vriendinnen naar de duinen om in een duinmeertje te zwemmen (beschrijving). 
duidelijk moment in het verleden.
Op een dag stond er een kinderlokker met snoepjes ons op te wachten. (Eenmalige gebeurtenis, in de tijd te vastgelegd: op een dag).  

Slide 12 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen le passé composé en de imparfait? (gebruik)

Slide 13 - Open vraag