Par. 4.2 Woonomgeving- leefomgeving

4.2 Woonomgeving - leefomgeving
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

4.2 Woonomgeving - leefomgeving

Slide 1 - Tekstslide

Waar let je op als je
ergens gaat wonen?

Slide 2 - Woordweb

Lesdoelen par. 4.2 
  • Welke verschillen zijn er tussen wijken of buurten op economisch, sociaal en cultureel gebied.
  • Wat betekent sociale samenhang en sociale netwerken voor buurten.
  • De leefbaarheid van een gebied kunnen verklaren en uitleggen hoe die te verbeteren is.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Buurtprofiel
  1. Woningkenmerken
  2. Bewonerskenmerken
  3. Kenmerken van de woonomgeving

Slide 5 - Tekstslide

Woningkenmerken
  • ouderdom, dus het bouwjaar van een pand
  • eigendom: koop- of huurwoning
  • woningtype: hoogbouw/laagbouw, flatwoningen, portiekflats, eengezinswoningen, vrijstaande woningen met tuin, twee-onder-een-kaphuizen
  • huizenprijs: de geschatte waarde voor de onroerendezaakbelasting (WOZ-waarde)
  • de onderhoudstoestand van woning.

Slide 6 - Tekstslide

Bewonersken-merken
  • de samenstelling en grootte van de huishoudens, zoals het aantal kinderen per gezin, eenoudergezinnen en alleenstaanden
  • de samenstelling van de bevolking naar etnische herkomst
  • het inkomen (de gemiddelde hoogte van het inkomen per huishouden en de percentages bijstandsuitkeringen en werkloosheid)
  • leeftijd: de gemiddelde leeftijd en de leeftijdsopbouw
  • gezinsfase: alleenstaand, kindertal, getrouwd of samenwonend, bejaard, etc.

Slide 7 - Tekstslide

Woonomgeving
Sociale veiligheid
Subjectieve veiligheid: hoe veilig mensen zich voelen.
Objectieve veiligheid gaat over strafbare feiten die bij de politie zijn geregistreerd.
De objectieve veiligheid kun je aantonen met cijfers, terwijl de subjectieve veiligheid een gevoel van (on)veiligheid weergeeft.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Link

Probleemwijken

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

De ene buurt is de andere niet
De openbare ruimte maakt deel uit van de woonomgeving. Kwaliteit van de openbare ruimte: toegankelijkheid, onderhoud, overzichtelijkheid en het toezicht. 
Slechte overzichtelijkheid van de openbare ruimte door donkere hoeken, dicht struikgewas en doodlopende stegen verslechtert de subjectieve veiligheid. Voldoende toezicht door politie en buurtwachten verbetert dit.

Slide 13 - Tekstslide

Sociale kenmerken van de buurt

Slide 14 - Tekstslide

Lesdoelen par. 4.2 
  • Welke verschillen zijn er tussen wijken of buurten op economisch, sociaal en cultureel gebied.
  • Wat betekent sociale samenhang en sociale netwerken voor buurten.
  • De leefbaarheid van een gebied kunnen verklaren en uitleggen hoe die te verbeteren is.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Link

Aan de slag
Maak volgende opdrachten van §2: 
 2, 3, 4ab, 5, 7
timer
15:00

Slide 17 - Tekstslide

Kenmerken van 19e eeuwse arbeiderswijken zijn:
A
Slecht geïsoleerd, kleine kamers, wel centrale verwarming.
B
Kleine kamers, geen douches, aan de rand van de stad.
C
Kleine kamers, slecht geïsoleerd, tegen het centrum aan
D
Veel groen, grote woningen

Slide 18 - Quizvraag

Welke drie kenmerken zijn typisch voor nieuwbouwwijken (ook wel VINEX- wijken) in Nederland?
A dicht bij het centrum
B grote woningen
C kleine woningen
D veel groen
E ver van het centrum
F weinig groen

A
B, D, E
B
A, B, E
C
B, C, E
D
B, C, D

Slide 19 - Quizvraag

Welke bewonerskenmerken zijn er!?

Slide 20 - Woordweb

welke woningkenmerken zijn er?

Slide 21 - Woordweb

'Vorig jaar zijn in de wijk Velve 44 aangiften gedaan van autodiefstal. Het gaat hier om...
A
Subjectieve veiligheid
B
Objectieve veiligheid
C
Beide
D
Geen van beide

Slide 22 - Quizvraag

De oma van Sjaak loopt liever niet door het tunneltje waar vaak jongeren hangen.
A
Dit gaat over subjectieve (on)veiligheid
B
Dit gaan over objectieve (on)onveiligheid
C
Dit gaan over gentrificaite
D
Dit gaat over segregatie

Slide 23 - Quizvraag

Wat is geen overeenkomst tussen stadsvernieuwing en herstructurering?
A
Kan dienen als oplossing voor verkrotting
B
er vindt renovatie plaats
C
er vindt sanering plaats
D
Er komen mensen met hogere inkomens wonen

Slide 24 - Quizvraag

In het industrie- en bedrijventerrein De Brinkhorst worden kantoren en leegstaande panden omgebouwd tot appartementen.
Van welk proces is hier sprake?
A
Segregatie
B
Stadsvernieuwing
C
Herstructurering
D
Sanering

Slide 25 - Quizvraag

Op welke manier profiteren winkeliers van gentrification?
A
Toename van stedelingen betekent nieuwe klanten
B
zij kunnen (meer) duurdere producten verkopen
C
Toename van stedelingen betekent meer personeel

Slide 26 - Quizvraag

Wat is dit voor woonwijk?
A
Laagbouw en ruimte jaren '70 en '80
B
Moderne nieuwbouw jaren vanaf 1980
C
Hoogbouw in het groen jaren '60 - '70
D
19e eeuwse arbeiderswijken

Slide 27 - Quizvraag

Welke woonwijk hoort bij de afbeelding?
A
Woningwetbouw jaren 1900-'40
B
Hoogbouw in het groen jaren '60 - '70
C
Laagbouw en ruimte jaren '70 en '80
D
Moderne nieuwbouw jaren vanaf 1980

Slide 28 - Quizvraag

Welke oplossing kwam er voor de woningnood in 1950?
A
Er werden nieuwe buitenwijken gebouwd
B
Er werden flats gebouwd
C
Er kwamen nieuwe steden bij
D
Er werden rijtjeswoningen gebouwd

Slide 29 - Quizvraag

In welke wijken zie je veel gentrificatie?
A
lage inkomenswijken rond het centrum
B
lage inkomenswijken in het centrum
C
rijke wijken rond het centrum
D
rijke buitenwijken

Slide 30 - Quizvraag