10.5 Druk

10.5 Druk
10.5.1 Je kunt beschrijven hoe de druk op een ondergrond verandert als de kracht van grootte verandert.
10.5.2 Je kunt beschrijven hoe de druk op een ondergrond verandert als de oppervlakte van grootte verandert.
10.5.3 Je kunt de druk berekenen van een voorwerp op een ondergrond.
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

10.5 Druk
10.5.1 Je kunt beschrijven hoe de druk op een ondergrond verandert als de kracht van grootte verandert.
10.5.2 Je kunt beschrijven hoe de druk op een ondergrond verandert als de oppervlakte van grootte verandert.
10.5.3 Je kunt de druk berekenen van een voorwerp op een ondergrond.

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik
  1. Je kunt het verschil tussen een vaste katrol en een losse katrol beschrijven.
  2. Je kunt vaste en losse katrollen herkennen in toepassingen.
  3. Je kunt uitleggen hoe de kracht bij een takel wordt verminderd.
  4. Je kunt berekenen hoeveel touw je bij een takel moet inhalen.

Slide 2 - Tekstslide

Bij welke tang is de kracht op het ijzerdraad het kleinst


A
B
C

Slide 3 - Quizvraag

In de figuur wordt een kist van 150 kg omhoog
gehesen met behulp van een aantal katrollen.
Hoe groot is de benodigde trekkracht
op het touw?





Slide 4 - Open vraag

Hiernaast zie je een takel.

Sleep de juiste namen naar de katrollen.
losse katrol
vaste katrol

Slide 5 - Sleepvraag

Bij de takel op het plaatje wordt 5 m touw ingehaald.
Hoeveel meter gaat de last dan omhoog?

Slide 6 - Open vraag

Aan de takel een last van 83 kg.
Hoeveel kracht moet je op het touw uitoefenen om de last te dragen?

Slide 7 - Open vraag

Druk
Door de zwaartekracht oefenen voorwerpen 
druk uit op de ondergrond. 

Hoe kleiner de oppervlakte,
 hoe groter de druk.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Kracht verdelen
Voor de vervorming die een kracht veroorzaakt, zijn twee dingen van belang:
• hoe groot de kracht is die wordt uitgeoefend;
• hoe groot de oppervlakte is waarop de kracht werkt.

Hoe groter de oppervlakte is, des te beter wordt de 
kracht ‘verdeeld’ en des te kleiner is de vervorming.
Daarom is het vaak handig om te kijken hoe groot de 
kracht per oppervlakte-eenheid is. 
Anders gezegd: hoe groot de druk is.
Hoe meer banden, des te beter de kracht wordt verdeeld.

Slide 12 - Tekstslide

Kracht verdelen
De kracht per vierkante centimeter (N/cm2 ) noem je druk.
Nog een manier om de druk te verkleinen, zijn rijplaten (afb 3).
Rijplaten zijn dikke stalen platen die je vaak op een bouwterrein ziet.
Op bouwterreinen is het vaak modderig. 
De rijplaten maken de oppervlakte groter, 
zodat de druk kleiner wordt. 
Het werkverkeer zakt hierdoor niet weg.

Slide 13 - Tekstslide

Druk berekenen
Je kunt de druk berekenen met de formule:

druk = kracht : oppervlakte


  • In deze formule is:
  • • De druk in N/m2 of N/cm2;
  • • De kracht in newton (N);
  • • De oppervlakte in vierkante meter (m2 of cm2).





  • Kracht = druk x oppervlakte
  • Oppervlakte = kracht : druk
  • Druk = kracht : oppervlakte

Slide 14 - Tekstslide

Voorbeeldopdracht 1
EOp een auto werkt een zwaartekracht van 12 000 N. 
De banden maken op een oppervlakte van 
1600 cm2 contact met de weg.
Bereken de druk van de banden op de weg.
gegevens:
kracht = 12 000 N
oppervlakte = 1600 cm2

gevraagd
druk = ? N/cm2



Uitwerking:
  • druk = kracht : oppervlakte
  • druk = 12 000 N : 1600 cm2 = 7,5 N/cm2
  • De druk van de banden op de weg is   dus 7,5 N/cm2 .

Slide 15 - Tekstslide

De druk vergroten
Door de oppervlakte zo klein mogelijk te maken kun je de druk vergroten.

 Denk bijvoorbeeld aan het snijvlak van een mes, de bek van een nijptang, een punt van een injectienaald, enzovoort (afbeelding 8).
Een injectienaald dringt gemakkelijk de huid in.

Slide 16 - Tekstslide

Voorbeeldopdracht 1
  1. Een hobbymes heeft botte/ scherpe een snijkant. 
  2. Die snijkant heeft een grote/ kleine heel oppervlakte. 
  3. Daardoor is de druk heel groot/klein .
  • Uitwerking
  1. Scherp
  2. Klein
  3. Groot











MENU
LESSTOF
Toon juiste 


MENU
LESSTOF



Slide 17 - Tekstslide

Voorbeeldopdracht 2
Emmy duwt met een kracht van 15 N een punaise in een houten plank. De kop van de punaise heeft een oppervlakte van 0,8 cm2.
gegevens:
kracht = 15 N
oppervlakte = 0,8 cm2

gevraagd:
druk = ? N/cm2


  • Uitwerking
  • druk = kracht : oppervlakte
  • druk = 15 : 0,8
  • druk = 18,75 N/cm2

Slide 18 - Tekstslide

Samenvatting:
  • Druk is de kracht van een voorwerp per vierkante centimeter van een   oppervlakte.
  • Hoe groter de oppervlakte, des te kleiner de druk.
  • Hoe kleiner de oppervlakte, des te groter de druk.
  • Hoe groter de kracht, hoe groter de druk.
  • Hoe kleiner de kracht, hoe kleiner de druk.
  • Druk kun je berekenen met de formule:
  • druk = kracht : oppervlakte






Slide 19 - Tekstslide

Samenvatting:
Er zijn voorwerpen die gemaakt zijn om de druk te verkleinen:
• tractorbanden
• rupsbanden
• rijplaten
Er zijn voorwerpen die gemaakt zijn om de druk te vergroten:
• punaise
• injectienaald
• mes

Slide 20 - Tekstslide