In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
11.4 uiterlijk voorspellen
Slide 1 - Tekstslide
Startopdracht:
Log in op LessonUp
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen 11.4
- Je kunt uitleggen waardoor de kans op een jongen en op een meisje gelijk is.
- Je kunt een kruisingsschema maken.
- Je kunt het uiterlijk van nakomelingen voorspellen.
Slide 3 - Tekstslide
Homozygoot
Heterozygoot
Dominant
Reccessief
Intermediair
2 gelijke genen voor één eigenschap
2 ongelijke genen voor 1 eigenschap
overheersend gen van een paar
onderdrukt gen van een genenpaar
Beide genen zijn even sterk, komen beiden naar voren in fenotype
Slide 4 - Sleepvraag
Is het middelste meisje in het voorbeeld heterozygoot of homozygoot?
A
Heterozygoot
B
Homozygoot
Slide 5 - Quizvraag
Is het rechtermeisje in het voorbeeld heterozygoot of homozygoot?
A
Heterozygoot
B
Homozygoot
Slide 6 - Quizvraag
Welk gen is dominant in het voorbeeld van de afbeelding?
A
Gen voor stijl haar
B
Gen voor krullend haar
Slide 7 - Quizvraag
Noteer voor elk gezinslid het genotype, gebruik de letter B en b.
Slide 8 - Open vraag
Geslachtschromosomen
Slide 9 - Tekstslide
je kunt uitleggen waardoor de kans op een jongen en meisje gelijk is.
De moeder (XX) geeft via haar eicellen altijd een X door
(dus 2x een X)
De vader (XY) geeft via zijn zaadcellen een X of een Y door. Dus 50% kans op een X of 50% kans op een Y.
In het kruisingsschema zie je:
(2 x 25%) = 50% hebt op een jongen.
(2 x 25%) = 50% kans op een meisje.
25%
25%
25%
25%
Slide 10 - Tekstslide
Leerdoel: je kunt een kruisingsschema maken
P-generatie = ouders
fenotype = donker haar
genotype = heterozygoot Aa
Vader zaadcel = A of a
Moeder eicel = A of a
Slide 11 - Tekstslide
Leerdoel: je kunt het uiterlijk van nakomelingen voorspellen
Dit kun je in een kruisingschema zetten.
opties man = boven horizontaal
opties vrouw = verticaal zijkant
In het schema worden de opties samengevoegd.
Slide 12 - Tekstslide
Je kunt met behulp van een kruisingsschema voorspellen wat de kans op een bepaald fenotype bij de F1 generatie is.
fenotype = 3 x25% = 75% donker
genotype = 2 x 25% = 50% op Aa
= 1 x 25% op AA
= 1 x 25% op aa
Er zijn altijd 4 opties:
genotype
A bij A = AA
a bij A = aA (schrijf je als Aa)
A bij a = Aa
a bij a = aa
fenotype
- donker
- donker
- donker
- rood
Slide 13 - Tekstslide
Je kunt met behulp van een kruisingsschema voorspellen wat een bepaald fenotype bij de F2 generatie is.
Het genotype van de P-generatie is bekent. Rood haar is reccesief. Je ziet dat er genotypen ontbreken. Toch kun je deze invullen door kruisingsschema's te maken.
Stap 1: Vul het genotype van de F1- generatie in.
Stap 2: Wat is het genotype van het meisje in de F2-generatie?
Slide 14 - Tekstslide
Opdracht:
Soms is dwerggroei erfelijk bepaald. Dwerggroei wordt dan bepaald door een dominant gen (A). Kattenembryo’s die homozygoot dominant zijn voor dit gen, sterven voordat ze geboren worden. Twee katten met erfelijk bepaalde dwerggroei krijgen samen nakomelingen.
De katten krijgen veel jongen: doodgeboren jongen, jongen met dwerggroei en
jongen met een normale groei.
Maak een kruisingsschema (1p) en bepaal de kans op vroegtijdige sterfte van de kattenembryo’s. (1p)
timer
3:00
Slide 15 - Tekstslide
P1 = homozygoot P2 = homozygoot Bruin is dominant over groen
Schrijf de genotype van P1 en P2 op. P1 = P2=
Slide 16 - Open vraag
P1 = homozygoot P2 = homozygoot Bruin is dominant over groen Schrijf op welke geslachtscellen er kunnen voorkomen. P1 = P2 =
Slide 17 - Open vraag
P1 heeft bruine ogen genotype AA
P2 heeft groene ogen genotype aa
Sleep de juiste letters naar het kruisingschema:
A
A
a
a
Slide 18 - Sleepvraag
Beide ouders zijn homozygoot, bruin is dominant. Hoeveel kans is er op nakomelingen met groene ogen?
Tip: gebruik het kruisingsthema van de vorige vraag.
A
0%
B
25%
C
50%
D
100%
Slide 19 - Quizvraag
Maken
Eerste 8 minuten in stilte
Zelf bestuderen/doorlezen: 11.4
Maken: opdrachten van par. 11.4
timer
8:00
Slide 20 - Tekstslide
Een vrouw heeft 3 kinderen ze zijn allemaal jongens. Ze is zwanger van nummer 4. Hoeveel kans is er dat ze weer een jongen krijgt.
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%
Slide 21 - Quizvraag
Leg in je eigen woorden uit waarom je 50% kans hebt op een jongen of meisje.