Woordsoorten 1.8

Vandaag beginnen we met herhalen van de woordsoorten voor de toets van 17 juni.

  • 1.8 Woordsoorten - ZN, LW en WW
  • Afsluiting met quiz
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 65 min

Onderdelen in deze les

Vandaag beginnen we met herhalen van de woordsoorten voor de toets van 17 juni.

  • 1.8 Woordsoorten - ZN, LW en WW
  • Afsluiting met quiz

Slide 1 - Tekstslide

Woordsoorten bepalen
Dat noem je ook wel taalkundig ontleden.

Redekundig ontleden, wat was dat dan ook alweer?
Onderwerp, persoonvorm, lijdend voorwerp etc.

Bij woordsoorten ontleed je ieder woord!

De lijst met de woordsoorten voor de toets vind je op p. 208 (boek A).

Slide 2 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord (zn)
  • mensen, dieren, planten, dingen en begrippen
  • kan een lidwoord voor (de/het/een)
  • kan meestal in meervoud
  • kan je vaak een verkleinwoord van maken (kuikentje)
  • Eigennamen: Lisa (voornaam), Den Haag (stad), Phillips,   
     Coca Cola (bedrijfs- of merknaam)

Slide 3 - Tekstslide

Lidwoord (lw) > olw en blw
Onbepaald
een > olw
Bepaald
het > blw
de > blw

Slide 4 - Tekstslide

Werkwoord
 Geeft een handeling, situatie, of gebeurtenis aan. 
 Bijv. bellen, struikelen, sneeuwen
 Eindigt een werkwoord altijd op -en-?

Een werkwoord kun je aanpassen: 
- aan de persoon die iets doet: hij belt, de kinderen bellen
- aan de tijd: ik werkte, ik moest werken, wij hebben gewerkt

Slide 5 - Tekstslide


Kies de juiste woordsoort.
Je moet ook nooit Pepsi drinken bij de computer.
A
Zelfstandig naamwoord (zn)
B
Werkwoord (ww)
C
Lidwoord (lw)
D
Lijdend voorwerp (lv)

Slide 6 - Quizvraag


Kies de juiste woordsoort.
Ik fiets nog snel even naar de winkel.
A
Bepaald lidwoord (blw)
B
Zelfstandig naamwoord (zn)
C
Voorzetsel (vw)
D
Onbepaald lidwoord (olw)

Slide 7 - Quizvraag

Noteer de/het zelfstandig naamwoord(en) (zn).
Het nieuwe huis van Lola
is mooi en groot.

Slide 8 - Open vraag

Hoeveel zelfstandig naamwoorden (zn) staan er in onderstaande zin?
Jip en Janneke hebben een hond die Takkie heet.

Slide 9 - Open vraag

Noteer de werkwoorden.
Het eten van groene aarbeien wordt door het voedingscentrum afgeraden.

Slide 10 - Open vraag

Noteer het/de zelfstandige naamwoord(en)
Het eten van groene aarbeien wordt door het Voedingscentrum afgeraden.

Slide 11 - Open vraag

Lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Werkwoord
Een 
het
de
denkt
spinnen
pauze
geheugen
toetje
toetsen
getekend
dans

Slide 12 - Sleepvraag


Kies de juiste woordsoort.
Vanochtend heb ik één boterham gegeten.
A
Lidwoord
B
Telwoord
C
Zelfstandig nw

Slide 13 - Quizvraag

Hoeveel lidwoorden staan er in de zin?
De mentor sprak een op een met de leerlingen.

Slide 14 - Open vraag

Hoeveel zelfstandig naamwoorden (zn) staan er in onderstaande zin?
In augustus gaan mijn oom en tante altijd naar Spanje.

Slide 15 - Open vraag

Huiswerk
Heb je deze opdrachten allemaal af?

. Maak opdr. 1 t/m 7 en 9 t/m 11 (1.8)
. Check Quizalize voor nog openstaande quizjes.

Slide 16 - Tekstslide