D-toets: tarea 3 y 4 "presentarse"

Lees de beschrijvingen van de personen en beantwoord de vragen. 
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Lees de beschrijvingen van de personen en beantwoord de vragen. 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Maak deze opdracht in je schrift. Druk daarna op "klik hier" om je antwoorden te controleren.
Klik hier...
  1. B
  2. A
  3. A
  4. A
  5. C
  6. C
  7. C
  8. B
  9. C

Slide 3 - Tekstslide

Maak de vragen die bij de video horen.

Slide 4 - Tekstslide

6

Slide 5 - Video

00:28
Wat betekent: ¿Y tú?

Slide 6 - Open vraag

00:40
Hoe zeg je 20 in het Spaans?
(schrijf het getal voluit)

Slide 7 - Open vraag

00:54
Waar woont Pablo?

Slide 8 - Open vraag

01:05
Pablo is Spaans (español), María is ook Spaanse. Wat is haar nationaliteit in het Spaans?

Slide 9 - Open vraag

01:21
Wat is het beroep van María?
(antwoord in het Nederlands)

Slide 10 - Open vraag

01:46
Wat zou encantado/encantada
kunnen betekenen?
A
doei
B
aan de kant
C
aangenaam
D
tot morgen

Slide 11 - Quizvraag

Reageer op de vragen over persoonlijke informatie vragen en geven

Slide 12 - Tekstslide

Hoe reageer je op:

¿Cómo te llamas?
A
Me llamo Juan.
B
se llama Juan
C
Me llammo Juan.
D
Mi llamo Juan.

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de vraag?

Dit is het antwoord: Soy de Holanda, soy holandés.
A
¿Dónde vives?
B
¿Dónde bibes?
C
¿De dónde erres?
D
¿De dónde eres?

Slide 14 - Quizvraag

Reageer op:
¿Cuántos años tienes?
Tengo [leeftijd] años.

Slide 15 - Open vraag

Wat is de vraag?

Dit is het antwoord: Vivo en Helmond.
A
¿De dónde eres?
B
¿Donde bibes?
C
¿De donde eres?
D
¿Dónde vives?

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de vraag?

Dit is het antwoord: Soy estudiante.
A
¿Cómo haces?
B
¿Qué haces?
C
¿De dónde haces?
D
¿Que aces?

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de vraag?

Dit is het antwoord: Es el seis- uno- catorce- quince- diecisiete.
A
¿Cuándo es tu cumpleaños?
B
¿Cuándo es tu número de teléfono?
C
¿Cuál es tu número de telefono?
D
¿Qué es tu número de teléfono?

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het antwoord?

Dit is de vraag: ¿Cuándo es tu cumpleaños?
A
Mi cumpleaños es el 15 de diciembre.
B
Me cumpleanos es 15 de deciembre.
C
Mi cumpleaños el 15 de diciembre.
D
Mi cumpleaños el es el 15 de diciembre.

Slide 19 - Quizvraag


Vul het juiste lidwoord in


Bepaald: el/la/los/las
Onbepaald: un/ una/ unos/ unas

Slide 20 - Tekstslide

Wat is het juiste bepaalde lidwoord?

................cuaderno.

A
un
B
una
C
la
D
el

Slide 21 - Quizvraag

Wat is het juiste bepaalde lidwoord?

................mochila.

A
un
B
una
C
la
D
el

Slide 22 - Quizvraag

Wat is het juiste onbepaalde lidwoord?

................carpeta.

A
un
B
una
C
la
D
el

Slide 23 - Quizvraag

Wat is het juiste onbepaalde lidwoord?

................pizarra.

A
un
B
una
C
la
D
el

Slide 24 - Quizvraag

Wat is het juiste onbepaalde lidwoord?

................diccionarios.

A
unos
B
unas
C
las
D
los

Slide 25 - Quizvraag

Wat is het juiste bepaalde lidwoord?

................sillas.

A
unos
B
unas
C
las
D
los

Slide 26 - Quizvraag

Maak de opdrachten over de regelmatige werkwoorden [-AR]
(leer de uitgangen uit je hoofd!)

Slide 27 - Tekstslide

Sleep het antwoord naar de juiste plek!
3.  ................ escucho música en mi habitación.
1. ..............hablas con amigos en el salón.
2. ..............camina por el parque.
5. .............................trabajamos en el hotel.
4. ................cantáis muy bien.
6. .........................cantan en la ducha.
Yo
Tú y Carlos
Nosotros
Pedro
Ellos

Slide 28 - Sleepvraag

Sleep de -AR werkwoorden naar de juiste plek.
3.  Yo...................perfectamente el inglés.
1. Tú...............la salsa y el flamenco.
2. Pedro.............música española en su dormitorio.
5. Nosotros..................bien.
4. Carlos y tú .............por el parque.
6. Juan y María .......................en la escuela.
hablo
bailas
escucha
camináis
cantamos
estudian

Slide 29 - Sleepvraag

Maak deze vraag in je schrift. Vul alleen het antwoord in. Druk daarna op "klik hier" om jezelf te controleren. 
  1. Pablo............................................(caminar) por el parque.
  2. Yo..................................................(hablar) español.
  3. Tú y ella........................................(bailar) bien.
  4. Yo y Rodrigo................................(escuchar) música.
  5. Ustedes.......................................(hablar)  holandés.
  6. Marta...........................................(trabajar)  en la escuela.
  7. Ellas nunca.................................(bailar) el flamenco.
  8. Juan y  Nélida.............................(estudiar) español.
Klik hier..
  1. camina 
  2. hablo
  3. bailáis
  4. escuchamos
  5. hablan
  6. trabaja
  7. bailan
  8. estudian

Slide 30 - Tekstslide

Maak de opdrachten over het werkwoord SER.

Slide 31 - Tekstslide

Sleep de blauwe woorden naar de gele woorden!
yo
él, ella, usted
nosotros
vosotros
ellos, ellas, ustedes
soy
eres
es
somos
sois
son

Slide 32 - Sleepvraag

Sleep het antwoord naar de juiste plek!
3.  Vosotros...........españoles.
1. María.........una chica muy inteligente.
2. Yo y Carlos................amigos.
5. Tú...........muy guapo.
4. Nélida y Marta.................alumnas.
6. Yo.....profesor de español.
soy
eres
son
sois
somos
es

Slide 33 - Sleepvraag

Vul de juiste vorm in van het werkwoord SER. Maak deze vraag in je schrift. Druk daarna op "klik hier" om jezelf te controleren. 

  1. Tú............................................español.
  2. Yo..................................................holandés.
  3. Tú y ella........................................amigos.
  4. Yo y Rodrigo................................franceses. 
  5. Ustedes....................................... de Alemania.
  6. Marta........................................... una chica.
Klik hier..

  1. eres
  2. soy
  3. sois
  4. somos
  5. son
  6. es

Slide 34 - Tekstslide

Maak de opdrachten over de getallen.

Slide 35 - Tekstslide

Wat is de juiste vertaling?

siete - catorce- diecisiete- veintitrés- veintinueve- treinta y uno
A
7-14-17-23-29-31
B
7-40-17-23-28-31
C
7-4-17-32-29-31
D
6-14-17-25-29-31

Slide 36 - Quizvraag

Wat is de juiste vertaling?

siete - catorce- diecisiete- once - doce- cuatro- cinco
A
7-14-17-11-12-5-4
B
7-14-16-11-11-4-5
C
6-12-17-5-12-4-5
D
7-14-17-11-12-4-5

Slide 37 - Quizvraag

¿Cúal es tu numero de teléfono?
Mi número de teléfono es [jouw telefoonnummer]

Slide 38 - Open vraag

Maak de opdrachten over de landen en nationaliteiten.

Slide 39 - Tekstslide

Welke nationaliteiten horen bij deze landen?

España - Italia- Suizo

A
españolo/a- italiano/a- suizo/a
B
español/a- italianés/esa- suizo/a
C
espanol/a- italliano/a- suizzo/a
D
español/a - italiano/a- suizo/a

Slide 40 - Quizvraag

Welke landen horen bij deze nationaliteiten?

inglés- francesa- alemana

A
Engeland - Frankrijk- Duitsland
B
Ierland - Frankrijk- Zwitserland
C
Rusland- Duitsland- Frankrijk
D
Schotland- Finland- Duitsland.

Slide 41 - Quizvraag

Vul de juiste nationaliteit in:
Pablo es de Francia, es...…..

Slide 42 - Open vraag

Vul de juiste herkomst (land) in:
Henk es belga, es de...

Slide 43 - Open vraag

Vul de juiste nationaliteit in:
Nélida es de Italia, es...…..

Slide 44 - Open vraag

Reageer:
¿De dónde eres?
- Soy de [land]
- Soy [nationaliteit]

Slide 45 - Open vraag

Maak de opdrachten over de maanden. Lees de vraag goed!

Slide 46 - Tekstslide

¿Qué significa 'enero'?

Slide 47 - Open vraag

¿Como se dice 'maart' en español?

Slide 48 - Open vraag

¿Como se dice 'juni' en español?

Slide 49 - Open vraag

Reageer:
¿Cuándo es tu cumpleaños?
Mi cumpleaños es el [getal] de [maand].

Slide 50 - Open vraag

Einde....

Slide 51 - Tekstslide