week 10 - 12 mei 2023

week 19 = 12 mei 2023
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

week 19 = 12 mei 2023

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
Het is vandaag...................            De datum is ............

Morgen is het .............
Overmorgen is het ..........

Gisteren was het ................
Eergisteren was het ............
Het is lente / voorjaar

Slide 2 - Tekstslide

LEZEN
We lezen 15 minuten in ons boek

Schrijf moeilijke woorden in je schrift.
-Zoek op wat het betekent.
-Vraag wat het betekent.


timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Doel van de les
VERWIJSWOORDEN
- Je weet wanneer je deze/die en dit/dat gebruikt.
- Je kent dit schema:




dichtbij / hier
ver weg / dáár
de-woorden
deze
die
het-woorden
dit
dat

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

de hond
dichtbij
A
deze
B
die
C
dit
D
dat

Slide 6 - Quizvraag

de tafel
ver weg
A
deze
B
die
C
dit
D
dat

Slide 7 - Quizvraag

het paard
dichtbij
A
deze
B
die
C
dit
D
dat

Slide 8 - Quizvraag

het raam
ver weg
A
deze
B
die
C
dit
D
dat

Slide 9 - Quizvraag

....... pen
dichtbij
A
deze
B
die
C
dit
D
dat

Slide 10 - Quizvraag

....... pen
ver weg
A
deze
B
die
C
dit
D
dat

Slide 11 - Quizvraag

....... potlood
dichtbij
A
deze
B
die
C
dit
D
dat

Slide 12 - Quizvraag

....... potlood
ver weg
A
deze
B
die
C
dit
D
dat

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Klaar? 
In Diglin -> regels
opdrachten met 'zinnen maken'

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Doel van de les
zinsdelen
- Je kunt zinnen maken met een gegeven woord
- Je gebruikt de juiste volgorde




Slide 21 - Tekstslide

stokjes met woorden
Op de stokjes staan woorden:
- wie (de docent, onze hond, mijn broer)
- doet/doen (fietsen, lopen, denken)
- een zelfstandig naamwoord (de bank, de winkel)
- waar (bij de rivier, in de tuin, op bed)
- bijvoeglijk naamwoord (moeilijk, groot, zonnig, zwart)

Bedenk een zin met deze woorden. Schrijf in je schrift.
Pak nieuwe woorden als je niets meer weet. 

Slide 22 - Tekstslide

Stuur je zinnen naar het bord

Slide 23 - Open vraag