Bekijk de plaatjes bij A. Bedenk welk bezittelijk vnw je hierbij moet gebruiken (gebruik apprendre 3, p.101 erbij)
Voer het gesprek met de plaatjes van A, volgens het voorbeeld. (C'est ton cahier? Non, c'est son cahier etc.)
Zoek zelf 3 voorwerpen. Leg ze op tafel/voor je camera. Zoek op wat dit in het Frans is en of het mnl/vrl is.
Stel om de beurten vragen aan elkaar over het voorwerp.
Fini? Faites exercices 15 + 16 / Memrise Unité 5.
timer
10:00
Slide 20 - Tekstslide
Le programme
Objectif d'apprentissage
Ik kan informatie over personen en plaatsen begrijpen in een kort tijdschrift artikel.
Ik kan in korte, duidelijk gesproken teksten namen, leeftijden en bekende woorden verstaan.
Les devoirs: vocabulaire Unité 1.
Vocabulaire Unité 5 | 10'
Lisez: Option Lire | 15'
Faites: évaluation de la tâche | 5'
Écoutez: Option écouter| 10'
Slide 21 - Tekstslide
Vocabulaire Unité 5
Zet een stip/markeer elk woord uit Unité 5 waarvan je zeker bent dat je daarvan de vertaling NL/FR & FR/NL kent. (2 min)
In de les: Geef jouw blaadje aan de ander, en overhoor elkaar om en om op de woordjes die je zegt te kennen. Tel hoeveel je er goed had.
Online: overhoor elkaar in breakoutroom. Kies zelf welke woordjes uit Unité 5 je vraagt. Had je hem fout? Markeer dit voor jezelf, zodat je dat woord meer oefent.
LET OP: vraag elkaar ook of het woord mannelijk (un/le) of vrouwelijk (une/la) is!