Dit zijn de meest belangrijke functies in het lichaam en zijn onmisbaar zijn voor het behoud van leven. Met andere woorden: deze functies houden het menselijk lichaam in leven.
De vitale functies die we kennen zijn: ademhaling, circulatie (hartslag en bloeddruk), bewustzijn, temperatuur.
Slide 14 - Tekstslide
Vitale Functies
Wanneer één van de functies een stoornis heeft of wegvalt, heeft dat gevolgen voor de anderen.
Een belangrijk taak in het werk van de verpleegkundige/verzorgende is het monitoren en controleren van deze waarden en een wijziging hierin opmerken en beoordelen.
Vitale functies moeten in rust gemeten worden
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Video
Vitale Functies
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Bij persoonlijke verzorging 2
Ademhaling observeren
Pols tellen
Bloeddruk meten
Temperatuur meten
Vandaag de theorie
Slide 19 - Tekstslide
Ademhaling
Slide 20 - Tekstslide
Wat kan je observeren aan de ademhaling?
Slide 21 - Woordweb
observaties
Ademfrequentie (aantal ademhalingen per minuut) Een normale ademhalingsfrequentie ligt tussen de 12 en 20 ademhalingen per minuut. Bij kinderen ligt dit wat hoger.
Ritme (het ritme van de ademhalingen of bijvoorbeeld het ademhalen met pauzes)
Diepte en gelijkmatigheid (de hoeveelheid lucht ingeademd per inademing)
Adembewegingen (ademhalingsspieren: let op de nek en neusvleugels)
Ademgeluiden (piepen, reutelen, rochelen)
Saturatie (hoeveelheid zuurstof die in de weefsels wordt opgenomen, normaalwaarde is >98%
Slide 22 - Tekstslide
zoek op:
Apneu
Tachypneu
Hyperventilatie
Cheyne- stokes
Kussmaul
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Hoe tel je de ademhalingsfrequentie?
Slide 25 - Tekstslide
Hartslag
Slide 26 - Tekstslide
Wat kan je observeren aan de hartslag?
Slide 27 - Woordweb
Hartslag
Frequentie (het aantal hartslagen per minuut)
Ritme (slaat het hart regelmatig of onregelmatig, ook wel regulair of irregulair)
Vulling (is de vulling per hartslag: veel of weinig)
Gelijkmatigheid (van de vulling van de hartslag)
Slide 28 - Tekstslide
Hartslag
Het hart vormt samen met de bloedvaten het circulatiesysteem. Bij iedere samentrekking van de linker hartkamer wordt bloed in de aorta (= lichaamsslagader) gepompt. Hierdoor zetten de wanden van de slagaders (arteriën) telkens even uit en nemen daarna hun oorspronkelijke vorm weer aan.
Dit wordt pulsatie genoemd. De pulsatie is het best voelbaar op plaatsen waar slagaders vlak onder de huid lopen boven een benige onderlaag.
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Tekstslide
Hartslag
Het hart is een pomp die 4 tot 5 liter bloed per minuut rondpompt. Het bloed bevat zuurstof en voedingsstoffen voor alle spieren en organen.
Het hart is ongeveer zo groot als een gebalde vuist en groeit met je lichaam mee. Het hart bestaat uit 4 holle ruimtes:
Linkerboezem: hier stroomt zuurstofrijk bloed uit de longen binnen
Linkerkamer: pompt het zuurstofrijke bloed het hele lichaam rond
Rechterboezem: hier stroomt zuurstofarm bloed uit het lichaam binnen
Rechterkamer: pompt het zuurstofarme bloed naar de longen
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Tekstslide
Hoe tel je de pols?
Slide 33 - Tekstslide
Bloeddruk
Slide 34 - Tekstslide
Bloeddruk
Het hart pompt het bloed rond in je lichaam via je slagaders. De druk die dit uitvoert op de bloedvaten wordt 'bloeddruk' genoemd.
Je bloeddruk bestaat altijd uit 2 waarden: een bovendruk en een onderdruk.
Bovendruk = Systolische bloeddruk is de druk op de bloedvaten als het hart samentrekt
Onderdruk = Diastolische bloeddruk is de druk op de bloedvaten als het hart zich ontspant.
Slide 35 - Tekstslide
Bloedruk
Bloedruk wordt ook wel tensie genoemd.
De bloeddruk wordt gemeten in mm/Hg
Bloeddruk wordt vaak genoteerd als rr 120/80; rr staat voor Riva Rocci (de bedenker van de meetmethode)
Slide 36 - Tekstslide
Hypotensie
Een lage bloeddruk (hypotensie) is een bloeddruk waarbij klachten optreden zoals duizeligheid, flauwvallen of een licht gevoel in het hoofd.
Dit kan voor iedereen bij een andere waarde het geval zijn.
Bij orthostatische hypotensie daalt de bloeddruk bij (te snel) opstaan waardoor klachten ontstaan.
Slide 37 - Tekstslide
Hypertensie
Bij een hoge bloeddruk (hypertensie) is meestal zowel de onder- als de bovendruk verhoogd. Het komt ook voor dat alleen de bovendruk is verhoogd. Alleen een verhoogde onderdruk komt niet vaak voor.
Een hoge bloeddruk verhoogt de kans op hart en vaatziekten.
Je merkt vaak niets van een hoge bloeddruk. Bij een ernstig verhoogde bloeddruk kunnen wel klachten optreden. Je kunt dan hoofdpijn hebben of vermoeid, misselijk, kortademig, rusteloos zijn. Ook kun je wazig zien.
Slide 38 - Tekstslide
Slide 39 - Tekstslide
Hoe meet je de bloeddruk?
Slide 40 - Tekstslide
Slide 41 - Video
98/68
Slide 42 - Tekstslide
Slide 43 - Video
108/68
Slide 44 - Tekstslide
Slide 45 - Video
136/90
Slide 46 - Tekstslide
Temperatuur
Slide 47 - Tekstslide
Temperatuur
De normale lichaamstemperatuur is bij de meeste mensen tussen de 36,5C en 37,5C, met als gemiddelde 37C.
Verhoging; temperatuur tussen de 37,5C en 38,0C
Koorts: > 38.0C
Hypothermie = < 35 °C
Slide 48 - Tekstslide
Wat is koorts?
Slide 49 - Woordweb
Koorts
Koorts is een reactie van je lichaam op een infectie met virussen of bacteriën. Bij een hogere temperatuur groeien virussen en bacteriën minder goed. Het is dus een natuurlijk afweerreactie.
Slide 50 - Tekstslide
Koorts
38,0C tot 38,5C =lichte koorts
tot 39,0C = matige koorts,
tot 39,5C = hoge koorts
40C of hoger = hevige koorts.
Koortspieken van 41C en 42C komen ook voor, bij koortspieken van 43C is de situatie levensbedreigend.